Niet alleen het Nederlands Forensisch Instituut en de politie houden zich bezig met forensisch onderzoek. Ook particuliere instituten bieden forensische technieken aan – van DNA-onderzoek tot handschriftvergelijking. Hoe staat het met de marktwerking in het forensisch onderzoek?
Leestijd: +/- 3 minuten
Forensisch onderzoek heeft een prominente plaats binnen het opsporingsonderzoek en de vervolgingspraktijk. De verwachting is dat het belang van forensische technieken in de toekomst alleen maar zullen toenemen. Kunnen particuliere aanbieders een bijdrage leveren aan een effectieve en efficiënte opsporing? Die vraag beantwoordde Bureau Beke in een onderzoek dat recent werd gepubliceerd in Cahiers Politiestudies.

Anton van Wijk (Bureau Beke: “Er zijn voordelen aan outsourcing”
De studie naar de voor- en nadelen van het door de politie zelf uitvoeren (insourcen) en het uitbesteden (outsourcen) van forensisch onderzoek is uiterst actueel. De rechterlijke macht stelt steeds hogere eisen aan de kwaliteit van opsporing en vervolging, en de capaciteit van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is nu eenmaal beperkt. Tegelijkertijd staan de technologische ontwikkelingen op het gebied van forensisch onderzoek niet stil. Zo speelt digitaal forensisch onderzoek een steeds grotere rol in de aanpak van (online) criminaliteit.
Minder dan 1 procent uitbesteed
Sinds 2011 kunnen de politie en het Openbaar Ministerie particuliere instituten inschakelen voor forensisch onderzoek. De mogelijkheid ontstond na een twee jaar durende landelijke pilot, waarin de politie forensisch onderzoek kon uitbesteden aan particuliere instituten. Het aantal aanvragen voor forensisch onderzoek bij particuliere instituten is sinds de pilot opgelopen van 165 in 2009 tot 567 in 2012. Meestal gaat het om DNA-onderzoek. Maar nog altijd is het aantal forensische onderzoeken dat door particuliere instituten wordt verricht zeer beperkt: minder dan 1 procent van de totale hoeveelheid die de politie uitbesteedt.
“Puur kwantitatief gezien heeft outsourcing aan particuliere instituten voor de politie geen meerwaarde”, zegt Anton van Wijk van Bureau Beke, een van de auteurs van het genoemde recente onderzoek. “Maar je moet de marktpartijen niet wegwuiven. Er zijn zeker voordelen aan outsourcing – dat heeft de ervaring wel geleerd.”
Je moet de marktpartijen niet wegwuiven
Particuliere instituten
Het onderzoek van Beke noemt drie manieren waarop particuliere instituten meerwaarde bieden binnen het veld van forensisch strafrechtelijk onderzoek. Zo kunnen de bedrijven sneller dan het NFI inspelen op actuele en urgente ontwikkelingen in het criminaliteitsbeeld. Daarnaast fungeren particuliere instituten als een achtervang, bijvoorbeeld wanneer het NFI vanwege een gebrek aan capaciteit tijdelijk bepaalde diensten niet (tijdig) kan leveren. Van Wijk: “Particuliere instituten kunnen ook een niche uitbaten, zoals al gebeurt bij digitaal forensisch onderzoek. Dat is meteen een motivatie voor het NFI om innovatief te blijven. Toen het NFI het complete marktaandeel in handen had, was er weinig noodzaak voor het instituut om zich concurrerend op te stellen. Dat leidde nogal eens tot lange wachttijden. De concurrentie uit de markt houdt het NFI scherp. Niet alleen wat betreft doorlooptijden, maar ook kwaliteit: als je concurrentie hebt dan moet je echt proberen de beste te zijn. Een ander voordeel van de marktwerking is dat de inhuur van particuliere instituten meer mogelijkheden bieden voor verdachten om contra-expertise aan te vragen.” Het NFI kan ook contra-expertise uitvoeren, maar dat komt minder betrouwbaar over omdat het dan gaat om de mening van een collega van de medewerker die de analyse heeft gedaan.
In Nederland behoren drie particuliere instituten tot de koplopers in forensisch-technisch onderzoek. Naast bedrijven zoals Fox-IT en Hoffmann, die digitaal forensisch onderzoek uitvoeren, zijn dat Verilabs, The Maastricht Forensic Institute (TMFI) en Forensicon. Waar Verilabs en TMFI in Nederland vooral actief zijn in DNA-onderzoek, biedt Forensicon een breed pallet aan forensische technieken aan, waaronder handschriftvergelijking, spraakonderzoek en toxicologisch onderzoek.

Marco Bosmans (directeur Forensicon): “Wij analyseren onderzoeksdossiers en adviseren advocaten”
“Met een forensische onderzoeksrapportage in de hand kunnen advocaten hun standpunten beter onderbouwen, zodat de verdediging in de rechtszaal sterker wordt. Dat besef dringt langzaam maar zeker door – ook buiten het strafrecht”, zegt Marco Bosmans, directeur van Forensicon. Maar voor het particuliere forensische instituut, dat sinds 2010 bestaat, zijn de kennis- en adviesdiensten minstens zo belangrijk als de onderzoeksuitvoering, benadrukt Bosmans. “Wij analyseren bijvoorbeeld onderzoeksdossiers en adviseren advocaten over het formuleren van vragen aan deskundigen of de rechter. We zien nu dat daarvoor steeds meer interesse is.” Die belangstelling heeft volgens Bosmans te maken met de toenemende bekendheid van de mogelijkheden, de betekenis en de bewijskracht van forensisch-technisch onderzoek.
Markt veroveren
Voor particuliere forensische instituten is het allerminst simpel om de Nederlandse markt te veroveren. Twee veelgenoemde kwesties zijn de beperkte budgetten voor het uitbesteden van forensisch onderzoek en de aanhoudende discussies over kwaliteitsborging.
Zo zijn de budgetten van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor het uitbesteden van forensisch onderzoek alleen beschikbaar voor strafrechtelijke opsporing en vervolging. In civiele zaken, zoals arbeidsrechtelijke geschillen, ligt een onderzoek daarom alleen voor de hand als de kosten opwegen tegen de (verwachte) baten. En de kostenbatenafwegingen van banken, verzekeraars en advocatenkantoren – de belangrijkste doelgroepen van particuliere instituten – vallen zeker niet altijd uit ten gunste van het uitvoeren van forensisch onderzoek.
Daarnaast hebben de terugkerende vragen over de kwaliteit van particuliere instituten bepaald geen positieve invloed op de marktwerking in forensische dienstverlening. In de Nederlandse wetgeving is accreditatie van forensische laboratoria niet verplicht. Maar overheidsinstanties hebben wel een sterke voorkeur voor dienstverleners met geaccrediteerde laboratoria, gecertificeerd personeel en geregistreerde deskundigen. Bovendien zal ISO-accreditatie voor forensische dienstverleners als gevolg van een Europees kaderbesluit verplicht worden gesteld. Hierop wordt vanaf 2018 gecontroleerd. De accreditatie (volgens de normen van NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005) wordt door voorstanders gezien als een belangrijke stap naar een veiligere en effectievere uitwisseling van forensische informatie binnen de Europese Unie. Critici klagen dat het ministerie van Veiligheid en Justitie nu al bij de inhuur contra-expertise vooral kiest voor geregistreerde deskundigen – waarvan verreweg het grootste deel in dienst is van het NFI. Ook zou de forse (tijds)investering die gemoeid is met een geaccrediteerd laboratorium het moeilijk maken voor nieuwe partijen om zich op de markt te begeven.
Ik zie ook een veel grotere rol voor de private sector
Betrouwbaar
Van Wijk ziet nog een andere uitdaging voor particuliere forensische dienstverleners. “In de strafrechtelijke context zijn politie en Openbaar Ministerie de belangrijkste aanvragers van forensisch onderzoek. Het NFI is een gerenommeerd, betrouwbaar instituut waar men al jaren zaken mee doet. Dat maakt het moeilijk voor nieuwe partijen om een marktpositie te veroveren.”
Particuliere instituten in Nederland zien zich niet als concurrenten van het NFI, haast Bosmans zich te zeggen. “Tegelijkertijd zie ik ook een veel grotere rol weggelegd voor de private sector dan als doorgeefluik van het NFI. Wij zorgen ervoor dat de kennis en onderzoeksmiddelen beschikbaar komen waarmee de verdediging, binnen en buiten het strafrecht, een op feiten gebaseerd verhaal kan inbrengen.” Forensicon ziet ook kansen op het gebied van fraudeonderzoek. “Forensische expertise kan helpen om frauduleus gedrag en signalen van frauduleus handelen te herkennen. Bijvoorbeeld met handschriftanalyses en met technisch onderzoek naar de authenticiteit van documenten of handtekeningen. Nu wordt niet meer dan 1 procent van de fraudezaken opgelost. Daar liggen dus enorme kansen.”
Dit artikel verscheen in Security 12/ 2015.