Een man wordt verdacht van frauduleuze handelingen. Na een onderzoek van tien maanden volgt ontslag op staande voet. Het gerechtshof vindt dit echter niet onverwijld.
Een man werkt sinds 2002 als chauffeur bij een afvalverwerker. Hij haalt afval op bij bedrijven. Klanten worden gefactureerd op basis van gewicht of aantal opgehaalde containers. Als er signalen komen dat afval ongeregistreerd wordt afgevoerd, wordt het werk van de chauffeur bij de klant geobserveerd.
Heimelijke observaties brengen fraude aan het licht
Gezien wordt dat zij bij een klant een groot aantal minicontainers legen en plastic tassen met onbekende inhoud ontvangen. Extra minicontainers zijn niet geregistreerd en er is mogelijk sprake van meerdere zwartladingen. Tussen mei 2017 en januari 2018 volgens nog vier observaties, waaruit meerdere malversaties blijken. Op 12 maart 2018 wordt de chauffeur geconfronteerd met de onderzoeksresultaten. Hij wordt geschorst en op 20 maart op staande voet ontslagen. De kantonrechter vernietigt het ontslag, de werkgever gaat in beroep.
Relatiegeschenken van geringe waarde waren toegestaan
Ontslag op staande voet terecht gegeven?
Volgens het hof betekent ontslag op staande voet (art. 7:677 BW) dat dit moet gebeuren zo spoedig mogelijk nadat een dringende reden zich heeft voorgedaan. Daarbij is beslissend het tijdstip waarop de feiten bekend zijn geworden bij de werkgever. Als die een vermoeden heeft, moet hij voortvarend handelen om daarover zekerheid te krijgen. Hier was na de (eerste) observatie op 28 april 2017 al een voldoende concreet vermoeden dat de chauffeur ongeregistreerd afval meenam en geschenken aannam. Dat vermoeden is op 24 mei 2017 bij de Manager Integriteit gemeld, die toen opdracht gaf tot nader onderzoek. Een volgende observatie was op 26 mei 2017 en toen moet de directie al hebben vermoed dat sprake was van een dringende reden. Nader onderzoek mag, maar dat had wel voldoende voortvarend moeten zijn. Volgens de eigen Regeling Integriteitszaken moeten onderzoek en afwikkeling in acht weken gebeuren. De werknemer werd in afwachting van het onderzoek niet geschorst.
Tien maanden is te lang
Maar het hof vindt tien maanden voor de afwikkeling niet voortvarend. Deze lange duur wordt niet gerechtvaardigd door aard en omvang van het onderzoek, de nodige behoedzaamheid wegens de heimelijke observaties op locatie en de zorgvuldigheid bij het zoeken naar en verzamelen van bewijsmateriaal. Die vertraging komt voor rekening van de directie. Het beroep wordt verworpen.
Aannemen van hapje van de chinees niet verboden
De werkgever heeft een groot aantal bezwaren ingediend tegen de uitspraak van de kantonrechter. Zo ook dat fooien en geschenken waren aangenomen. Maar volgens het hof volgt uit zowel de arbeidsovereenkomst als het bedrijfsreglement dat dit niet absoluut verboden was. Relatiegeschenken van geringe waarde waren immers wel toegestaan. Daaronder valt ook het soms gekregen broodje of een hapje van de Chinees.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 20 december 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5314

Mr. ing. R.O.B. Poort is jurist en veiligheidskundige www.bureaupoort.nl
> Klik hier voor meer blogs van Rob Poort