De politie wil meer en beter samenwerken met buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), maar “het geweldsmonopolie, dat blijft wat de politie betreft voorbehouden aan het korps”. Dat staat in de maandag naar de Tweede Kamer gestuurde notitie ‘Boa en politie, niet naast elkaar maar met elkaar’.
Boa’s willen uit veiligheidsoogpunt standaard een wapen dragen, zoals bijvoorbeeld een wapenstok of pepperspray. Ook willen ze een bodycam. Vooral over de aanstaande jaarwisseling maken ze zich zorgen. “Boa’s hebben niet voldoende middelen om de orde te handhaven en zichzelf te verdedigen. Hierdoor lopen ze te veel risico wanneer ze te maken krijgen met vuurwerk en geweld”, liet de Nederlandse BOA Bond eerder deze maand al weten.
Wapen wordt alleen bij hoge uitzondering gedragen
Nu hebben alleen sommige opsporingsambtenaren bij uitzondering wapens, zoals bijvoorbeeld boa’s die in een buitengebied werken, in hun werk grotere risico’s lopen en niet op back-up van de politie kunnen rekenen.
Geweldsmonopolie hoort bij de politie
De politie ziet er niets in om alle boa’s te bewapenen. “Het geweldsmonopolie hoort bij de politie. Het is een onderscheidend criterium in de samenwerking met onze partners. Dat is een principieel standpunt waar wij aan hechten”, aldus korpschef Erik Akerboom.
Zorgen wegnemen door nauwere samenwerking tussen boa’s en politie
Hij zegt de zorgen over de veiligheid van de boa’s te delen, maar door betere samenwerking zouden die volgens hem grotendeels weggenomen kunnen worden. “De komende tijd gaan we kijken hoe we de samenwerking kunnen intensiveren. Bijvoorbeeld door meer en betere informatiedeling, door boa’s toegang te geven tot politielocaties en tot onze bedrijfsprocessensystemen.”
Meeste boa’s werken in het openbaar vervoer
Nederland telt ongeveer 23.700 boa’s. De meeste werken in het openbaar vervoer of zijn gemeentelijke handhavers. Ruim 4000 van hen hebben handboeien, enkele honderden hebben een wapenstok, pepperspray of een vuurwapen.