Nood- en vluchtdeuren moet je met een lichte duw kunnen openen. Maar hoe zit het met de inbraakveiligheid van een nooduitgang? Snel kunnen vluchten is een ding, maar tegelijkertijd willen gebouwbeheerders inbraak voorkomen. Daarnaast wil je ook niet dat de deur ongewenst wordt gebruikt voor verkoeling of ventilatie of door rokende werknemers. Al deze factoren maken het beheer van nood- en vluchtdeuren er in de praktijk niet gemakkelijker op. Wat zegt de wet en hoe pas je dat toe?
Europese normen voor nooduitgangen
Met de komst van twee Europese normen, NEN-EN 179:2008 (Emergency exit devices, Sluitingen voor nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat, voor gebruik bij vluchtroutes) en NEN-EN 1125:2008 (Panic exit devices, Panieksluitingen voor vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang voor het gebruik bij vluchtroutes) is er nu onderscheid tussen nood- en vluchtdeuren. Een nooddeur is bedoeld voor uitgangen waarbij niet direct sprake is van panieksituaties, omdat mensen bekend zijn met het gebouw. Ook gaat het hier om een kleiner aantal gebruikers dat mogelijk van de deur gebruik moet maken. De deuren zijn meestal voorzien van een bij nood te openen insteekslot met een ontgrendelingsmechanisme van binnenuit.
Welke eigenschappen heeft een nood-/vluchtdeur?
- Het is een enkele of dubbele deurset
- Van hout, PVC, aluminium of staal
- De deur heeft een paniekslot met beslag
- De nooddeur mag aan de binnenkant een kruk hebben
- Een vluchtdeur heeft aan de binnenkant een duwbalk
- Een nood- en vluchtdeur zijn altijd herkenbaar door vluchtwegaanduiding
- Deuren in vluchtroutes mogen niet tegen de vluchtrichting in draaien
- Een buitendeur mag niet op een openbare weg uitkomen
- Sleutels en sleutelkastjes om de deur te openen zijn niet toegestaan
Spanningsveld tussen vluchten en inbraakwerendheid
In de NEN-EN 179:2008 en NEN-EN 1125:2008 zijn de basiseisen vastgelegd om veilig te kunnen vluchten, maar bleef het spanningsveld tussen vluchten en inbraakrisico bestaan. Een “standaard” paniekslot zonder meerpuntssluitingen heeft namelijk maar een beperkte inbraakwerendheid. Gelukkig zijn er inmiddels vele oplossingen op de markt waarbij er een goede combinatie ontstaat tussen inbraakwerendheid en vluchtveiligheid.
Welke oplossingen zijn er?
- Zelfvergrendelende anti-panieksloten: de deur is dan altijd van binnenuit te openen met een deurkruk of duwbalk.
- Elektromechanische sloten met kruksturing: aan twee zijden loopt de nachtschoot automatisch uit op veerkracht. Ontkoppeling vindt plaats na een signaal van de brandmeldinstallatie of handmatig.
Exit control: tegengaan ongewenst gebruik
Ongewenst gebruik van nood- en vluchtdeuren kan worden tegengaan met exit control. De groene kastjes plaats je onder de deurkruk of horizontale stang van de panieksluiting. Tijdens de vereiste enkelvoudige handeling raakt de kruk of stang het groene kastje, waarna het alarmsignaal volgt. Resetten kan alleen door bevoegde personen met sleutel. Deze personen kunnen ook zonder alarm de deur openen. Van belang is dat de kastjes door een erkend testinstituut zijn beproefd op een goede samenwerking met producten die aan de NEN-EN 179:2008 en 1125:2008 voldoen, zodat de voorgeschreven openingsdruk (maximaal 80N) niet wordt overschreden.
CE markering op vluchtwegdeuren in uitwendige scheidingsconstructies
Fabrikanten van vluchtdeuren die toegepast worden in uitwendige scheidingsconstructies moeten wettelijk gezien gecertificeerd zijn op NEN-EN 14351-1. Daarmee staat de fabrikant onder controle van een onafhankelijke Notified Body. SKG-IKOB Certificatie is de markt van dienst met deze certificering. Deze wettelijke verplichting draagt bij aan een hogere vluchtveiligheid van gebouwen en is daarom van groot belang voor gebouweigenaren en -gebruikers. Vraag er dus naar!
Jos visser, Hydro Building Systems Netherlands / Henk Breel, Stichting Garantie Deuren GND
Dit artikel is eerder gepubliceerd op: Brandveilig.com