Bij een calamiteit in een pand, bijvoorbeeld brand, bewijst noodverlichting zijn waarde. Onder extreme omstandigheden moeten verlichting en vluchtrouteaanduiding het in ieder geval een bepaalde tijd blijven doen. Dat vraagt iets van de kwaliteit van de armaturen, maar ook van de hittebestendigheid van de stroomvoorziening. Bij centrale voeding van de noodverlichting komt de term ‘functiebehoud’ om de hoek kijken. Hoe zorg je ervoor dat als er brand uitbreekt in de ene ruimte waar de bekabeling loopt, de noodverlichting in de andere ruimte het blijft doen?
TEKST Tijs Manniën
Noodverlichting kan globaal op twee manieren worden aangelegd en gevoed. Je kunt alle armaturen, vluchtrouteaanduidingen en vluchtroute-
verlichting individueel aansluiten op de dichtstbijzijnde netspanning. Elk armatuur is dan voorzien van een eigen batterij en lader. Dat is de decentrale variant. Bij centrale noodverlichting worden de armaturen vanaf een gezamenlijke noodverlichtingscentrale gevoed en aangestuurd. Aan de hand van de eigenschappen van het gebouw, de situatie ter plekke en de voorkeur van de organisatie wordt bepaald wat de beste oplossing is.
Eisen lichtsterkte
De decentrale oplossing is in de regel eenvoudiger te realiseren. Elke armatuur monteer je op de gewenste plek en sluit je aan. Wel moet de batterij – afhankelijk van de omstandigheden – regelmatig vervangen worden. Zeker als de noodverlichting op lastig te bereiken plaatsen zit, is dat een tijdrovende klus. Daarbij heeft de interne batterij een beperkte capaciteit waardoor er ook maar een beperkte hoeveelheid licht in geval van nood beschikbaar is. Bij risicovolle werkplekken (bijvoorbeeld waar machines in bedrijf zijn of waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt) kan dat onvoldoende zijn om werkzaamheden veilig te stoppen.

Batterijen van de noodverlichting vervangen op lastig te bereiken plaatsen is een tijdrovende klus.
Edwin de Graaf, productmanager noodverlichting van Eaton: “De NEN-EN 1838 definieert waaraan de installatie moet voldoen, onder meer voor wat betreft lichtsterkte en positie van de noodverlichting. Momenteel wordt er in internationaal verband gewerkt aan een nieuwe versie. In die vernieuwde NEN-EN 1838 wordt naar verwachting iets gezegd over de in opkomst zijnde dynamische noodverlichting, waarbij de vluchtroute-aanduiding automatisch kan worden aangepast aan veranderende omstandigheden. Zo zie je dat in deze belangrijke norm rekening wordt gehouden met actuele ontwikkelingen en inzichten in producten en toepassingen.”
Voordelen en nadelen centrale oplossing
“Vanwege de bekabeling vergt het ontwerpen van een centrale noodverlichtingsinstallatie wat meer planning en voorbereiding. Dat kan als een nadeel ervaren worden. Daar tegenover staan diverse voordelen. Omdat alle armaturen gevoed worden vanuit één centraal batterijpakket, kunnen batterijen veel sneller en dus voordeliger vervangen worden. Bovendien gaan de batterijen in een centraal systeem meestal langer mee, waardoor deze minder vaak vervangen hoeven te worden”, aldus De Graaf. “Daarbij zijn de armaturen veel minder gevoelig voor lage en hoge temperaturen dan de ‘losse’, decentrale armaturen met eigen batterij. Dat maakt een centraal noodverlichtingssysteem bij uitstek geschikt voor toepassingen bij hoge of juist lage omgevingstemperaturen (tot -40°C).”
Dertig minuten functiebehoud is in de meeste gevallen voldoende
Functiebehoud
Bij de aanleg van centrale noodverlichting speelt, naast autonomie, het begrip functiebehoud een belangrijke rol. De Graaf legt de begrippen uit. “In Nederland vereist het Bouwbesluit dat de brandduur (autonomie) van een noodverlichtingsarmatuur bij netspanningsuitval minimaal één uur moet zijn. Onder functiebehoud wordt verstaan dat voedingskabels en de bijbehorende bevestiging bij brand gedurende een bepaalde tijd intact blijven. Voor brandmelden ontruimingsinstallaties bedraagt deze tijd 30 minuten. Omdat het bij brand noodzakelijk is om een gebouw zo snel mogelijk te verlaten, is deze tijd ook voor noodverlichting ruimschoots voldoende.
Kort samengevat: autonomie gaat over de brandduur bij netspanningsuitval, functiebehoud gaat over de tijd dat voedingskabels bij brand stand houden.”

In Nederland vereist het Bouwbesluit dat de brandduur van een noodverlichtingsarmatuur bij uitval van de netspanning minimaal één uur moet zijn.
NEN 1010 en Bouwbesluit
De NEN 1010 stelt eisen aan de (aanleg van) bekabeling van centrale noodverlichtingsinstallaties. Het Bouwbesluit 2012 stelt onder andere eisen aan de brandbestendigheid van een gebouw en de vluchtroutes. De Graaf: “Het gaat erom dat brand in het ene brandcompartiment geen invloed mag hebben op de noodverlichting in de andere compartimenten. Bij decentrale noodverlichting speelt functiebehoud geen rol. Die armaturen functioneren zelfstandig en zijn niet afhankelijk van voeding uit of via een ander compartiment.”
Het Bouwbesluit 2012 wordt Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Met de invoering van de Omgevingswet, naar verwachting op 1 juli 2022, vervalt namelijk het huidige Bouwbesluit 2012 en worden de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg Bbl.
Keuze bij nieuwbouw
Functiebehoud kan worden gerealiseerd door het toepassen van specifieke kabelsysteemoplossingen. Deze bestaan uit kabels met functiebehoud die met behulp van de juiste bevestigingsmaterialen op een geschikte ondergrond of drager worden gemonteerd. Het is ook vaak mogelijk om functiebehoud te realiseren door bouwkundige oplossingen. Als de kabels bijvoorbeeld in betonconstructies in de muur of de vloer of in de grond worden verwerkt, heb je ook het vereiste functiebehoud zonder dat er dan nog veel specifiek installatiemateriaal met functiebehoud nodig is. De Graaf: “Zeker bij nieuwbouw ligt de keuze voor een centraal gevoede installatie voor de hand, omdat je daar eenvoudig functiebehoud kunt realiseren door leidingen in beton te storten. Snel en simpel, zonder noemenswaardige extra kosten.”
Sprinklers
“Sprinklers kunnen ook een rol spelen bij functiebehoud”, vervolgt De Graaf. “Niet in de zin dat je een sprinklerinstallatie plaatst om functiebehoud van je voedingskabels te realiseren. Maar als een pand vanwege veiligheidstechnische of verzekeringstechnische redenen beschikt over een sprinklerinstallatie, dan kan dat ertoe bijdragen dat voeding en bekabeling langer bestand zijn tegen vuur en hitte.
Verder kun je, door slimme keuzes te maken in de configuratie van je centrale noodverlichtingsinstallatie, de behoefte aan functiebehoud sterk verminderen door het toepassen van onderstations waarop de armaturen per compartiment worden aangesloten. Het is zelfs mogelijk om bekabeling in functiebehoud helemaal te elimineren door per compartiment gebruik te maken van afzonderlijke, kleine noodverlichtingscentrales, de zogenaamde Low Power Systems (LPS). In dat geval is er, net zoals bij decentrale noodverlichting, helemaal geen functiebehoud nodig omdat de noodverlichting in ieder compartiment volledig onafhankelijk van de rest van het gebouw is. Dan heb je dus een soort hybride installatie gecreëerd, tussen centraal en decentraal in.”
De regels zijn eenvoudig
“De stelregels voor noodverlichting zijn in de praktijk vrij eenvoudig. Bekabeling dóór een compartiment heeft functiebehoud nodig, bekabeling ín een compartiment niet. Dertig minuten functiebehoud is in de meeste gevallen voldoende en in compartimenten met meer dan één centraal gevoede noodverlichtingsarmatuur dienen de armaturen om en om te worden aangesloten op tenminste twee gescheiden stroomketens”, verduidelijkt De Graaf.
Noodverlichting is noodzakelijk, moet het doen en moet het liefst niet teveel gedoe en kosten met zich mee brengen. Wat de beste oplossing is – centraal of decentraal – hangt af van de situatie en voorkeuren. “Een doordachte keuze vooraf levert naderhand rust, zekerheid en mogelijk kostenvoordelen op”, zegt De Graaf. “Het is belangrijk om bij de aanleg of vervanging van noodverlichting de keuzes en consequenties daarvan goed af te wegen. Wat is in deze situatie voor dit gebouw de beste keuze? Daar speelt het kostenaspect uiteraard ook een rol. Neem daarbij dan wel de kosten op de langere termijn mee, niet alleen aanschaf en aanleg, maar ook onderhoud en vervanging. Overigens is de ene oplossing niet per se beter dan de ander. Soms is het decentraal, de andere keer centraal.”
Tijs Manniën is werkzaam bij Clarity Global, PRen marketingbedrijf
tel.: 030-4100677.
Meer artikelen over brandveiligheid:
- Goede deuren houden brand en rook tegen
- John van Lierop, VSI: “In Nederland worden sprinklerinstallaties goed onderhouden.”
- Brandveiligheidsexpert Pieter van Hoorn: “Brandveiligheid is een zaak van iedereen”
- Het verschil tussen brandveiligheid en safety en security op de campus van de TU Delft
- Rudolf van Mierlo, adviseur brandveiligheid bij DGMR: “Meer brandveiligheid door minder blinde gehoorzaamheid”
Volg Security Management op LinkedIn