Aanpak van fraude op basis van risicoprofielen gaat vaak mis. Kijk naar de toeslagenaffaire bijvoorbeeld. Verzekeraars beoordelen zelf wie fraude pleegt en beslissen zelf wie op een zwarte lijst komt. Dat moet veranderen, stelt Bart Custers, hoogleraar law & data science aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden.
Door Elske Koopman / Beeld Shutterstock
Verzekeraars werken met lijsten van mensen die mogelijk niet te vertrouwen zijn. Bart Custers snapt dat zij met deze werkwijze mogelijke fraudeurs sneller kunnen herkennen. “Daarin zit een gerechtvaardigd belang. Ze willen delen dat iemand mogelijk fraude pleegt, zodat andere partijen daar ook rekening mee kunnen houden. Maar het kan ernstige gevolgen hebben”, aldus de hoogleraar.
Een naam kan op een lijst staan zonder dat onomstotelijk vaststaat dat iemand ook daadwerkelijk schuldig is aan fraude
Autoverzekering
Een voorbeeld van een maatregel die verregaande gevolgen kan hebben, is het opzeggen of duurder maken van een autoverzekering. Veel mensen hebben de auto nodig om naar het werk te komen of hun werk te doen. Custers: “Als je die niet krijgt of alleen tegen een hele hoge prijs, omdat je ergens op een lijst staat, kun je je werk niet meer doen.” Een naam kan namelijk al ergens op een lijst staan zonder dat onomstotelijk vaststaat dat iemand ook daadwerkelijk schuldig is aan fraude. Er is geen toezicht op de manier waarop verzekeraars bepalen of iemand op een zwarte lijst komt en op de eventuele strafmaatregelen die ze uitdelen.
Custers ziet het als probleem dat verzekeraars zonder tussenkomst van een rechter iemand als fraudeur bestempelen. “Zij handelen vaak als aanklager en rechter tegelijk. Bij een vermoeden van fraude komt iemand al op een lijst terecht, zonder dat er onafhankelijk onderzoek is gedaan. Je moet eigenlijk per dossier goed kijken naar wat er aan de hand is.”
> LEES OOK: Tachtig miljoen aan verzekeringsfraude voorkomen in 2022
Werken met risicoprofielen
Een gedegen onderzoek voor een beoordeling blijft ook achterwege bij het werken met risicoprofielen. Aan de hand van bijvoorbeeld naam en adres krijgt iemand een beoordeling van een hoog of laag risico. Daarbij behandelen instanties een grote groep mensen hetzelfde, terwijl dat vaak niet terecht is.
Bij de toeslagenaffaire, bijvoorbeeld, werkte de Belastingdienst met risicoprofielen om te bepalen of mensen wel of niet terecht kinderopvangtoeslag kregen. Veel aanvragers zijn toen als fraudeur aangemerkt en moesten ineens veel geld betalen met alle gevolgen van dien. “Soms is onduidelijk waarop dit is gebaseerd, bijvoorbeeld met huisnummers 37 en 37a. Als je op 37a woont, moet je een hogere premie betalen, omdat volgens de profielen een toevoeging aan het huisnummer een verhoogd risico inhoudt.”
Het werken met profielen kan ook leiden tot twijfel over de integriteit van cliënten. Bij een vermoeden van fraude kan iemand op een zwarte lijst van een instantie terechtkomen. Dat kan een interne lijst zijn van de verzekeraar of de externe lijst bij het Verbond van Verzekeraars. De tijdsduur dat iemand op de lijst staat, kan bovendien oplopen tot acht jaar. Die lijst kan ook doorwerken bij bijvoorbeeld banken, die liever geen bankrekening openen voor een mogelijke fraudeur. Volgens Custers is dat in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). “Die stelt dat je gegevens niet mag delen voorbij de doelen waarvoor die zijn verzameld. Hoewel er enige overlap zit in het werk van banken en verzekeraars, mogen die instanties de gegevens niet delen zonder toestemming van betrokkene.”
> LEES OOK: Nieuwe digitale fraudevormen zorgen voor meer schade
Openheid over registers
Veel instanties nemen in de algemene voorwaarden op wanneer en met wie ze gegevens van cliënten mogen delen. Dat is een gerechtvaardigd belang, omdat verzekeraars willen voorkomen dat de fraudeur verder zijn gang kan gaan, bijvoorbeeld bij andere takken in het bedrijf of bij andere verzekeraars. De persoon die als fraudeur te boek staat, is zich daar niet altijd van bewust, maar heeft wel het recht om dat te weten. Custers pleit daarom voor openheid over registers. “Als je het vermoeden hebt dat je op een lijst staat, moet duidelijk zijn hoe je daarachter kunt komen. Verzekeraars moeten dat duidelijk op hun site vermelden en ook hoe je eventuele verkeerde meldingen kunt laten rechtzetten.”
Aangifte kost tijd en moeite
Aangifte doen bij een vermoeden van fraude lijkt hem beter. “Dan komt de zaak bij de politie terecht en die doet onderzoek. Het mogelijke bewijs gaat door naar de Officier van Justitie en die kijkt of het opportuun is om de betreffende zaak voor de rechter te brengen.” De argumenten tegen het doorlopen van deze procedure zijn tijd en moeite en dat politie en justitie al overbelast zijn. “Verzekeraars kiezen voor de snellere optie en gaan zelf beslissen. Zij doen geen aangifte, omdat het bij de politie ook druk is en de zaak niet snel is afgehandeld.”
Custers vervolgt: “De politie kan 5.000 extra aangiften per jaar misschien ook niet aan, maar dan ligt het probleem wel op de plek waar het zou moeten liggen. Fraude is een strafbaar vergrijp en daarvoor zou een rechter een geldboete of gevangenisstraf kunnen opleggen. Dat gebeurt nu niet.”
> LEES OOK: Flinke stijging anonieme tips over verzekeringsfraude
Eigen strafmaatregelen van verzekeraars
Verzekeraars nemen eigen strafmaatregelen door iemand bijvoorbeeld de verzekering te ontnemen of deze tegen een veel hogere prijs aan te bieden. “Het Verbond van Verzekeraars heeft mij na eerdere uitspraken hierover laten weten dat ze het ook in het belang van de fraudeur doen, omdat die zonder tussenkomst van de politie en rechter geen strafblad krijgt. Maar als ze niets hebben gedaan, krijgen ze dat ook niet en anders is een strafblad misschien wel terecht. Het scheelt verzekeraars misschien tijd en geld om het zelf te doen, maar daarbij bestaat wel de kans op inschattingsfouten”, zegt de hoogleraar.
Maximale bewaartermijn
Naast openheid over hoe je kunt zien of je op een lijst staat als fraudeur, pleit Custers ook voor een maximale bewaartermijn van vijf jaar, zoals de politie die ook hanteert. “Ik hoor wel dat ze het proportioneel doen en alleen bij de zwaardere gevallen de gegevens acht jaar bewaren. Ik snap ook wel dat ze de gegevens eerder langer dan korter willen bewaren, want een fraudeur wil je niet nog meer kansen geven.”
Custers vindt daarom dat gegevens van notoire fraudeurs best langer in het systeem mogen blijven, maar ook dat de straffen voor deze groep hoger mogen zijn. “Dat noemen we stelselmatige fraude. Als het vaker voorkomt, verdient de persoon een hogere straf. Of je nou een enkel dossier van iemand hebt, of je hebt er drie of tien, dat maakt veel uit. De verzekeraar is dan ook beter beschermd. Een hogere straf dient in dit geval een gerechtvaardigd belang.” Verzekeraars zouden niet zonder tussenkomst van een onafhankelijke instantie iemand op de lijst mogen plaatsen. “Dat hoeft niet altijd een rechter te zijn. Als ik online een boek bestel en heb betaald, maar het komt niet, is dat ook een vorm van fraude. Daar zijn andere wegen voor om dat op te lossen, een onafhankelijke instantie zou dat kunnen overnemen.”
> LEES OOK: Hoogleraar Marcel Pheijffer: ‘Fraude en misbruik zijn zaken van alledag’
Wachtlijst is lang
Per jaar komen er volgens de verzekeraars 5.000 fraudeurs bij en op de lijst staan er al zo’n 20.000. “Dat vind ik veel. Ik heb geen duidelijk beeld van het werkelijke aantal fraudeurs, maar omdat de zwarte lijsten fouten bevatten, hebben verzekeraars dat ook niet.” Bij het Kifid, het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening, kunnen mensen klachten indienen tegen bijvoorbeeld verzekeraars. Het nadeel is dat de wachtlijst lang is. Bovendien is de ongelijkheid tussen de verzekeraar als professionele instelling tegenover het individu groot. “Die weet vaak ook niet de juiste wegen en formulieren te vinden”, stelt Custers.
Volg Security Management op LinkedIn