In de media duikt de term ‘fraude’ geregeld op, maar de precieze betekenis van dit begrip is onduidelijk. Dat is niet vreemd: ons wetboek van Strafrecht bevat namelijk helemaal geen definitie van fraude. Dit komt doordat fraude geen apart strafbaar feit is maar een verzamelnaam voor een aantal gelijksoortige delicten.
Fraudedelicten hebben één ding met elkaar gemeen: de fraudeur misleidt mensen om voordeel te behalen. Denk bijvoorbeeld aan een werknemer die valse kostendeclaraties indient of zich onterecht ziek meldt. Of een fraudeur die een inbraak in scène zet en vervolgens de ‘schade’ vordert bij zijn verzekeraar. Fraude heeft vaak grote financiële consequenties. Om die reden is het belangrijk dat fraude zo snel mogelijk wordt herkend. Gelukkig wordt er in de criminologie veel onderzoek gedaan naar kenmerken van fraudeurs en hun gedragspatronen. Op basis hiervan is de zogenaamde fraudedriehoek geformuleerd bestaande uit drie elementen: druk, gelegenheid en rationalisatie.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar kenmerken van fraudeurs en hun gedragspatronen
Interne en externe druk
Allereerst dient er te worden gekeken naar het motief van de fraudeur: waarom pleegt hij fraude? Veelal is druk de basis. Deze druk kan zowel intern als extern zijn. Zo is er bijvoorbeeld sprake van interne druk wanneer er binnen een onderneming een strenge prestatiecultuur heerst met bonussen. Vaak zie je dan ongeoorloofde praktijken om een zo hoog mogelijke bonus te krijgen. Externe druk doet zich voor wanneer er geldgebrek is of problemen in de relationele sfeer.
Gelegenheid maakt de fraudeur
De tweede frauderisicofactor is gelegenheid: de kans op fraude wordt groter naarmate het potentiële fraudeurs makkelijker wordt gemaakt. Een onderneming biedt bijvoorbeeld gelegenheid tot het plegen van fraude als er een onduidelijke, chaotische organisatiestructuur is en een gebrek aan controle en toezicht, bij- voorbeeld door onderbezetting en hoge werkdruk.
Rationalisatie
Het laatste element dat kenmerkend is voor fraudeurs is rationalisatie: een fraudeur zal zijn gedrag doorgaans proberen goed te praten: ‘iedereen doet het’ of ‘ik verdien het omdat ik zo hard werk’.
Bij fraude is goed rechercheonderzoek van belang. Zo worden integriteits- en frauderisico’s in kaart gebracht en het bewustzijn en de integriteitscultuur ver- sterkt. De kans op herhaling van fraude is dan aanzienlijk kleiner.
Marcel Boekhorst is directeur Signum Interfocus
Nog een blog van Marcel Boekhorst lezen?
Volg Security Management op LinkedIn