De directie van een wegenbouwbedrijf heeft schoon genoeg van niet-integer gedrag van personeel binnen de organisatie en maakt na een aantal incidenten werk van integriteitsmanagement.
De schade is groot (financieel, imago) en dat moet afgelopen zijn, vindt de directie. Daarom wordt een adviesbureau ingeschakeld dat aan de slag gaat met de integriteitscultuur. Er worden onder meer workshops en themabijeenkomsten georganiseerd voor de medewerkers. Deze aanpak werkt en de inspanningen van de organisatie blijken niet voor niets te zijn geweest. Het aantal zaken dat het daglicht niet kan verdragen daalt sterk en het personeel houdt elkaar scherp.
Maar dan krijgt de directie toch een signaal dat een medewerker betrokken zou zijn bij fraude. Een zakelijke contactpersoon meldt dat er goederen te koop worden aangeboden voor prijzen die ver onder de marktprijs liggen.
De vrachtwagens blijken naar heel andere bestemmingen te rijden
Een particulier onderzoeksbureau bekijkt de projectadministratie. Daaruit blijkt dat er veel meer materialen worden besteld dan voor het project logisch zou zijn. De vraag is natuurlijk waar de overgebleven goederen naartoe gaan. Wanneer de vrachtwagens van het wegenbouwbedrijf gevolgd worden, blijkt dat deze regelmatig naar andere bestemmingen rijden dan waar het wegenbouwbedrijf aan het werk is.
In belang van het bedrijf gehandeld?
Als de medewerker in kwestie geconfronteerd wordt met de onderzoeksbevindingen, komt hij met een opmerkelijke uitleg. Hij stelt dat de goederen worden geleverd aan een contactpersoon van een grote klant om deze gunstig te stemmen, zodat het wegenbouwbedrijf meer opdrachten gegund wordt. De medewerker geeft aan er zelf niet beter van te zijn geworden. Hij is er heilig van overtuigd dat hij in het belang van het bedrijf heeft gehandeld.
Ontslag op staande voet
De betrokken medewerker wordt op staande voet ontslagen. Er volgt een juridische procedure waarin de medewerker zijn ontslag aanvecht. Hij beroept zich op gewoonterecht: binnen de organisatie zou het sinds jaar en dag gebruikelijk zijn om opdrachtgevers dingen toe te stoppen om ze gunstig te stemmen. De directie voert hiertegen aan dat dit niet meer het geval is en dat dit ook blijkt uit de inspanningen die het bedrijf heeft gedaan op het gebied van integriteit. Er wordt zelfs een presentielijst overlegd waaruit blijkt dat de betrokken medewerker een workshop hierover heeft bijgewoond.
De rechter oordeelt dat hieruit blijkt dat het wegenbouwbedrijf er veel aan heeft gedaan om de organisatie te professionaliseren en dat de medewerker wel degelijk wist dat dergelijke handelswijzen uit den boze waren. De vordering van de medewerker wordt afgewezen.
Marcel Boekhorst is directeur Signum Interfocus
Meer blogs van Marcel Boekhorst lezen?
Volg Security Management op LinkedIn