“Onderzoeksbureaus kunnen prima helpen bij opsporen gevluchte criminelen”, stelt de Nederlandse Veiligheidsbranche naar aanleiding van een pilot. In die pilot werd van 11 personen de vermoedelijke woon- of verblijfplaats in het buitenland achterhaald, met behulp van zo’n onderzoeksbureau.
Roel Smit
De pilot vond in 2018 en 2019 plaats in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Na een aanbesteding werd de opdracht uitgevoerd door onderzoeksbureau Pinkerton. De vraag was om van 25 voortvluchtige personen het vermoedelijke adres in het buitenland te achterhalen.
Beperkte bevoegdheden en randvoorwaarden
Met deze adressen (en een positieve ID-verificatie) zouden buitenlandse autoriteiten veroordeelden kunnen aanhouden. Afgesproken was dat de onderzoekers uitsluitend gebruik mochten maken van publiek toegankelijke bronnen. Bovendien moest ter wille van een rechtmatige aanhouding goed beschreven worden op welke manier een adres was achterhaald.
Zoeken langs twee lijnen
Van de veroordeelden werd door justitie verondersteld dat ze zich ophielden in verschillende Europese landen. Pinkerton is langs twee lijnen op zoek gegaan naar hun waarschijnlijke woon- of verblijfplaats. Ten eerste is door data-analisten gezocht via officiële bekendmakingen van buitenlandse overheden. Ook werd gezocht via zoekmachines, sociale media, publiek toegankelijke websites, openbare telefoongidsen en handelsinformatie. Deze methode bleek niet het meest effectief.
Meeste resultaat bij inschakelen van lokale partners
De tweede onderzoekslijn, het inschakelen door Pinkerton van lokale partners, leverde meer resultaten op. Lokale onderzoeksbureaus zijn vaak goed op de hoogte van specifieke omstandigheden en mogelijkheden in een land. Zo werden in Frankrijk de vermoedelijke adresgegevens van drie veroordeelden opgespoord. Dit kon omdat de Belastingdienst deze informatie van de ene belastingplichtige op aanvraag beschikbaar stelt aan een andere belastingplichtige. Een vierde adres werd in Frankrijk via het kadaster achterhaald. Adressen van andere veroordeelden werden opgespoord in Polen (3), Roemenië (3) en Bulgarije (1).
Veiligheidsbranche noemt score hoopgevend
De Nederlandse Veiligheidsbranche vindt een steekproef van 25 personen weliswaar klein, maar noemt een score van 11 vermoedelijke adressen toch “zeer hoopgevend”. Hiermee is overigens niet met zekerheid vast te stellen of de betrokken personen ook daadwerkelijk op het gevonden adres woonden of tijdelijk verbleven. Dit omdat het de onderzoekers niet was toegestaan ter plaatse te gaan kijken. Justitie heeft niet bekendgemaakt of de 11 veroordeelden ook feitelijk zijn aangehouden.
Aanbevelingen
Op basis van de pilot doet Pinkerton enkele aanbevelingen voor een mogelijk vervolg.
- Ten eerste stelt het bureau dat het niet in alle landen zinvol is op deze manier op zoek te gaan naar voortvluchtige veroordeelden. Sommige landen hebben zo weinig openbare bronnen waarin persoonsgegevens te vinden zijn, dat zulk onderzoek al bij voorbaat weinig kans heeft. “Wij hebben vooraf met het ministerie afgesproken dat onderzoek uitsluitend op basis van nationale wetgeving zou worden uitgevoerd”, zegt Koos Schoonbeek, directeur van Pinkerton.
- Verder is een conclusie dat de beschikbaarheid van een recente foto van een veroordeelde de kans op succes aanzienlijk vergroot. Bij deze pilot was van 10 van de 25 personen géén foto beschikbaar, wat de identificatie heeft bemoeilijkt en van deze 10 slechts 1 adres heeft opgeleverd.
- De effectiviteit kan ook vergroot worden door het speurwerk te richten op landen waar op basis van de pilot blijkt dat de opsporingsmethodiek relatief eenvoudig en tegen geringe kosten kan. Als de opsporingsmethodiek erkend wordt, kan waarschijnlijk ook het meest efficiënt samengewerkt worden met de justitiële autoriteiten in het betreffende land.
- Verder concludeert het onderzoeksbureau dat het verstandig kan zijn veroordeelden zelf tijdig formeel toestemming te vragen voor het verwerken van hun persoonsgegevens, bijvoorbeeld als voorwaarde voor vervroegde invrijheidstelling. Daarmee kan mogelijk voorkomen worden dat persoonlijke gegevens niet aangenomen en verwerkt mogen worden vanwege privacyregelgeving in andere EU-landen.
Ministerie tevreden en sluit vervolg niet uit
Het ministerie van Justitie en Veiligheid is tevreden over het verloop van de pilot en over de resultaten. Het zegt niet uit te sluiten dat in de toekomst vaker van particuliere onderzoeksbureaus gebruik zal worden gemaakt. Minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming heeft enige tijd geleden een programma ‘Onvindbare veroordeelden’ geïntroduceerd, waarmee hij een impuls wil geven aan de effectieve tenuitvoerlegging van straffen.
Eigen initiatief van veiligheidsbranche
Het idee om de pilot met een particulier onderzoeksbureau te houden kwam van de Nederlandse Veiligheidsbranche, de brancheorganisatie voor bedrijven op het gebied van particuliere beveiliging, recherche en geld- en waardentransport.
Gezamenlijk een optimale bijdrage leveren aan veiligheid en rechtsbescherming
Vaker taken uitbesteden aan PBO’s
Voorzitter Ard van der Steur heeft er recent voor gepleit om taken van politie en justitie waarvoor geen gezagsbevoegdheden of bewapening nodig zijn, vaker uit te besteden aan particuliere beveiligingsorganisaties met het Keurmerk Beveiliging. Hij denkt daarbij aan zorg voor arrestanten, baliewerk, het verwerken van aangiftes, het opstellen van meetapparatuur voor snelheidsmetingen en alcoholcontroles. Maar bijvoorbeeld ook het opsporen van veroordeelden met een openstaande straf. “Op die manier kunnen politie en justitie zich focussen op taken waarvoor wel speciale bevoegdheden nodig zijn”, aldus Van der Steur, “en leveren we gezamenlijk een optimale bijdrage aan veiligheid en rechtsbescherming.”
Roel Smit, Nederlandse Veiligheidsbranche
– E-Discovery: trends en toekomst van digitale opsporing
– Data & analytics: businessvraagstuk voor het veiligheidsdomein
– Een holistische benadering van beveiliging
Volg Security Management op LinkedIn