De opsporingsbevoegdheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingetrokken wegens te nauwe banden met een crimineel. Een hard gelag: omdat de opsporingsbevoegdheid een vereiste is voor de functie raakt de ambtenaar ook zijn baan kwijt.
Pietersen werkt sinds maart 2010 als straatcoach bij een gemeente. In november 2011 wordt hij aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Daarvoor wordt hem opsporingsbevoegdheid verleend. In februari 2014 meldt de politie aan het college van B&W dat op het woonadres van Pietersen een “zwacri subject” staat ingeschreven. Eind 25 april 2014 trekt de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van Pietersen in. Diens betrouwbaarheid is aangetast wegens contact met de topcrimineel R. Het college van B&W besluit vervolgens tot onvoorwaardelijk strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim. De verwijten komen er op neer, dat hij over zijn omgang en relatie met de crimineel R. zeer onjuiste verklaringen heeft afgelegd bij zijn sollicitatie naar de functie van BOA. Dat past niet voor een toezichthoudende ambtenaar met opsporingsbevoegdheid. Maar zijn criminele contacten zijn ook schadelijk voor de geloofwaardigheid en het aanzien van gemeente en medewerkers toezicht. Verder is er voor Pietersen geen functie meer, omdat zijn opsporingsbevoegdheid is ingetrokken. Pietersen vecht het ontslag aan bij de rechtbank. Op diens beslissing gaan zowel Pietersen als het college van B&W in beroep.
Oordeel Centrale Raad van Beroep
De Raad stelt vast dat Pietersen heeft gesolliciteerd op de vacature van straatcoach. Volgens de profielschets moest een straatcoach beschikken over een BOA-diploma of bereid zijn dit diploma te halen. Hij kreeg een tijdelijke aanstelling en de gelegenheid het BOA-diploma en -bevoegdheid te behalen. Bij de functioneringsgesprekken was dit steeds een punt van aandacht. Na het behalen het diploma en het verkrijgen van zijn BOA-bevoegdheid, is Pietersen in vaste dienst geplaatst bij het team Algemene verordeningen, Parkeren en Veiligheid. Het verweer dat er geen sprake was van een aanstellingsvereiste, omdat er bij de gemeente ook straatcoaches zonder BOA-bevoegdheid werkten gaat niet op. Destijds hadden zes straatcoaches, waaronder Pietersen, een tijdelijk dienstverband met de toezegging voor een vast dienstverband als de BOA-bevoegdheid was verkregen. Alleen die straatcoaches zijn aangesteld in vaste dienst. Degene die er niet in is geslaagd de BOA-bevoegdheid te verkrijgen is ook daadwerkelijk ontslagen. Daarmee was de duidelijk dat de bevoegdheid een vereiste voor de aanstelling was. Daaruit blijkt ook dat het college van B&W bevoegd was Pietersen te ontslaan toen zijn BOA-bevoegdheid werd ingetrokken door de staatssecretaris van V&J. Daarbij speelt een belangrijke rol dat dit gebeurde wegens het ontbreken van vertrouwen vanwege criminele contacten. Het strafontslag blijft gehandhaafd.
Aantekening
Een beveiliger kan slechts functioneren als hij overheidstoestemming heeft om zijn functie uit te oefenen. Als die toestemming wordt ingetrokken, wordt de arbeidsovereenkomst een lege huls en is ontslag denkbaar.
Bron: Centrale Raad van Beroep, 20 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3974