De verdachte en zijn advocaat kunnen niet langer de persoonlijke gegevens – zoals adres, telefoonnummer of woonplaats – van slachtoffers inzien, schrijft minister van Veiligheid en Justitie Van der Steur aan de Tweede Kamer.
Door deze en andere maatregelen wil van der Steur de privacy van slachtoffers beter beschermen. “Privacy is juist voor slachtoffers van criminaliteit een groot goed. Door op een andere manier informatie te delen, kunnen we een eind maken aan onnodige inbreuken op de privacy en de positie van slachtoffers verbeteren.”
Privacy van slachtoffers
Over het algemeen waren slachtoffers tevreden over de bescherming van hun privacy, blijkt uit onderzoek van het WODC, VU en NSCR. Maar het feit dat verdachten via procesinzage toch persoonlijke gegevens konden inzien, ging hen te ver. Volgens het onderzoek had dit voornamelijk te maken met hoe de informatie van slachtoffers door de strafrechtsketen werd geregistreerd en gedeeld. Echter, verdachten hoeven niet alles over de slachtoffers te weten. Daarom wil de minister toe naar een systeem waarbij alleen noodzakelijke informatie wordt gedeeld.
Strafrechtsketen
Als eerste stap zal een analyse worden gemaakt waarbij in kaart wordt gebracht welke partijen in het strafproces over welke persoonlijke informatie van het slachtoffer moeten kunnen beschikken en met welk doel. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze analyse. Per 1 januari 2016 geldt het voegingsformulier al. Slachtoffers kunnen hiermee voegen als benadeelde partij. In dit formulier wordt alleen naar de noodzakelijke gegevens gevraagd. Persoonlijke gegevens komen niet meer in het strafdossier.