Een beveiliger wordt strafrechtelijk vervolgd wegens het gebruik van geweld in de uitoefening van zijn functie. Daarop wordt zijn vergunning om te mogen werken als beveiliger ingetrokken. Tijdens nachtelijke beveiligingswerkzaamheden houdt een beveiliger samen met een collega, die nog niet in het bezit is van politietoestemming, een man aan. De aanhouding is vastgelegd door beveiligingscamera's en uit de beelden blijkt dat er tijdens de aanhouding buitensporig geweld is gebruikt. De aangehouden man is tegen een muur gegooid en de beveiliger heeft de man een kniestoot en een vuistslag gegeven. De man heeft aangifte gedaan van zware mishandeling, er is proces-verbaal opgemaakt tegen de beveiliger die vervolgens is gedagvaard. Daarop besluit de korpschef de vergunning van de beveiliger in te trekken.
De beveiliger erkent dat hij fout is geweest en een grens heeft overschreden. Hij heeft daar spijt van, maar vindt de intrekking veel te ver gaan. Hij werkt al jaren zonder problemen als beveiliger. Er is sprake van een eenmalig incident, mede veroorzaakt doordat hij samenwerkte met een onervaren beveiliger. Bezwaar tegen de beslissing van de korpschef is vergeefs en de beveiliger spant een kort geding aan. Hij vindt dat hij door het besluit onevenredig wordt geschaad en ook dat het onzorgvuldig is, omdat aan de intrekking geen termijn is verbonden.
Betrouwbaarheid in geding
De rechter stelt eerst vast dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de beveiliger zijn werk niet langer meer kan uitoefenen. Volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr), mag een beveiligingsorganisatie alleen personen laten werken na toestemming van de regionale korpschef. Die toestemming wordt onthouden of ingetrokken als de bedoelde persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid nodig voor het te verrichten werk. Uit de criteria, die staan in een Circulaire van de minister van Justitie, blijkt dat bij de toetsing van belang is dat de betrokkene de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet mag schaden. De korpschef heeft de vergunning ingetrokken, omdat de beveiliger rechtsregels naast zich heeft neergelegd en de overtreding gezien kan worden als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde waardoor de betrouwbaarheid van de beveiliger in het geding is gekomen.
Strengere eisen
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat de korpschef ruime vrijheid heeft bij het beoordelen of iemand voldoende betrouwbaar is. Ook mogen aan medewerkers van de beveiligingsbranche, gelet op de aard van deze branche, strengere eisen worden gesteld dan aan werknemers in willekeurige andere betrekkingen.
De beveiliger heeft geweld gebruikt, waarvoor hij strafrechtelijk wordt vervolgd. Hij heeft de feiten toegegeven en erkend dat hij over een grens is gegaan. Daarom is de rechter van oordeel dat de korpschef terecht heeft gesteld dat tegen de beveiliger een serieuze verdenking bestaat van tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Dat er tijdens het intrekken van de vergunning nog geen strafrechtelijke uitspraak was, maakt dat niet anders. Een serieuze verdenking is immers voldoende om aan te nemen dat een beveiliger niet langer betrouwbaar is. Ook toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule betekent nog niet dat iemand die niet aan de eisen van betrouwbaarheid voldoet, toch tewerkgesteld mag worden. Voor de stelling dat aan de intrekking een termijn verbonden zou moeten worden, kan de rechter geen wettelijke aanknopingspunten vinden. Het verzoek wordt afgewezen.
Aantekening
Het gaat hier om een voorlopige voorziening. Op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, als spoed – gelet op de betrokken belangen – dit vereist. In dit geval heeft de beveiliger geen inkomen meer en daarmee is er sprake van een spoedeisend belang. Het oordeel in zo'n procedure heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de eindbeslissing in de bodemprocedure. ‹‹
Rechtbank Alkmaar, 22 maart 2012, LJN: BV9807
Mr.ing. R.O.B. Poort is jurist en veiligheidskundige (www.bureaupoort.nl). Deze column is verschenen in Security Management nummer 6 juni 2012.