Een werknemer bij een casino steelt een groot bedrag aan contanten. Hij geeft de diefstal toe en vindt dat hij daarmee duidelijk heeft gemaakt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
Rob Poort
Een man treedt op 18 juli 2019 voor een half jaar in dienst als assistent casinomanager. In zijn arbeidsovereenkomst staat onder meer dat de hij weet dat op diverse werkplekken bewakingscamera’s zijn geïnstalleerd en dat de opnamen ervan gebruikt kunnen worden als sprake is van een dringende reden voor ontslag (art. 7:678 BW).
Op camerabeelden is de werknemer te zien
Op 17 augustus 2019 neemt de werknemer een bedrag van € 140.600 in contanten uit de kluis mee in een rugzak. Diezelfde dag nog doet het casino aangifte van diefstal. Op camerabeelden is de werknemer te zien en die ontkent niet dat hij het is. De man wordt twee dagen later door de politie opgepakt, bekent de feiten en wordt op 22 augustus 2019 op staande voet ontslagen. De werkgever vordert schadevergoeding en een vergoeding wegens voortijdige beëindiging van het dienstverband.
Vordering in twee delen
Volgens de kantonrechter valt de vordering in twee delen uiteen. Allereerst gaat het om de diefstal. Die heeft de werknemer bekend en dat bedrag moet worden terugbetaald. Wel moet € 890,80 in mindering worden gebracht wegens niet betaald loon over augustus. Er resteert dan € 139.709,20 vermeerderd met de wettelijke rente.
Ontslag op staande voet
Voor het tweede deel geldt dat een werknemer een vergoeding moet betalen als door zijn opzet of schuld de werkgever genoodzaakt is de arbeidsovereenkomst ‘onverwijld’ op te zeggen (art. 7:677 lid 2 BW). Dat is in deze zaak gebeurd. Maar volgens de werknemer was de arbeidsovereenkomst toen al geëindigd, namelijk tijdens de proeftijd toen hij met de rugzak met geld het pand was uitgelopen. Daarmee moest het voor de werkgever toch duidelijk zijn geweest dat hij niet meer terug zou komen. Het later gegeven ontslag op staande voet had daarom volgens hem geen effect meer.
> LEES OOK: René Terwey: Diefstal? Of gewoon lui?
Geen ondubbelzinnige wilsverklaring
De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat de werknemer een grote som geld heeft weggenomen en daarmee het pand verliet, niet kan worden uitgelegd als een ondubbelzinnige wilsverklaring dat hij niet meer zou terugkeren. De arbeidsovereenkomst is dan ook pas beëindigd met het ontslag op 22 augustus 2019. De werkgever heeft recht op vergoeding van het loon over de tijd dat die overeenkomst zou hebben voortgeduurd. Dat is berekend op € 14.843,78. De werknemer moet het gestolen bedrag terugbetalen, evenals de kosten van de voortijdige opzegging en de proceskosten van bijna € 2.800.
> LEES OOK: Rob Poort: Dure hotdogs
Aantekening
Volgens de werknemer heeft hij met zijn verdwijning een wilsverklaring gegeven tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een rechtshandeling – zoals opzegging – moet duidelijk worden verklaard (art. 3.33 BW). Dat kan in geschrift, in gebaar, in woorden, door stilzwijgende toestemming, enzovoort. Maar stiekem weglopen met een rugzak vol gestolen geld valt daar volgens de rechtbank niet onder. Terecht zou ik zeggen!
Kantonrechter Den Haag, 30 juni 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6501
> Lees meer blogs van Rob Poort
Volg Security Management op LinkedIn