Een werkneemster wordt kort nadat zij zich ziek heeft gemeld wegens een misdrijf gedetineerd. Zij vordert loondoorbetaling wegens ziekte. Het hof oordeelt dat door de detentie werken onmogelijk is geworden.
Een vrouw werkt sinds augustus 2001 bij Achmea Personeel B.V. 15 uur per week als medewerker Schadeservice. Op 30 september 2013 meldt zij zich ziek wegens psychische klachten. Op 2 oktober 2013 komen de twee kinderen van de vrouw om het leven. Diezelfde dag wordt zij als verdachte van een daaraan gerelateerd misdrijf in hechtenis genomen. De aard van de relatie blijft onbekend, maar zij is in november 2014 nog steeds gedetineerd. De werkgever heeft het loon uit coulance nog doorbetaald tot 1 mei 2014 maar heeft daarna de loondoorbetaling gestopt. De vordering van de werkneemster tot betaling van het loon wordt in kort geding door de kantonrechter afgewezen, met uitzondering van de vakantietoeslag. De werkneemster gaat in beroep. Zij stelt, dat zij zich heeft ziek gemeld en dat de werkgever op grond van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek en de geldende cao-bepalingen het loon moet doorbetalen.
>> Lees ook Recht: Ook 50 cent stelen is diefstal
Loondoorbetaling
Het hof stelt voorop, dat terughoudendheid op zijn plaats is bij een vordering in kort geding tot betaling van een geldsom. Het gerechtshof staat voor de vraag welke rechtsregel voorrang heeft: is dat artikel 7:627 BW (geen arbeid ten gevolge van de detentie van de werkneemster, dus geen loon), zoals Achmea betoogt, of bij artikel 7:629 BW (geen arbeid ten gevolge van de ziekte, dus loondoorbetaling), zoals de werkneemster stelt.
Geen arbeid, geen loon
Wanneer geen arbeid wordt verricht, is het uitgangspunt ‘geen arbeid, geen loon’. In dit geval kan de werkneemster niet werken, omdat zij gedetineerd is. Volgens het hof geldt de detentie als primaire oorzaak van haar verhindering om te werken. Door de detentie wordt elke mogelijkheid tot werken immers fundamenteel geblokkeerd. Daarmee komt het hof, net als de kantonrechter, tot het oordeel dat de werkneemster geen aanspraak kan maken op betaling van haar loon. Onder deze omstandigheden vormt haar ziekte geen uitzondering op de hoofdregel. Dat dit anders zou moeten zijn op grond van de redelijkheid en de billijkheid is niet aangetoond. Het gerechtshof wijst de vordering af. De werkneemster wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van het hoger beroep.
Aantekening
De kern van deze zaak is, dat wie ziek is recht heeft op (gedeeltelijke) doorbetaling van zijn loon. In deze zaak is de werkneemster ziek en dan moet de werkgever doorbetalen. Maar kort daarop draait ze de cel in en dan is doorbetaling niet meer nodig. Een ander wetsartikel (6:627 BW) geeft immers als hoofdregel: wie geen prestatie levert, krijgt ook geen loon. En een hoofdregel heeft voorrang.
Dit artikel schreef mr. ing. R.O.B. Poort is jurist en veiligheidskundige (www.bureaupoort.nl). Het verscheen in Security Management 07/ 08 2015.