Hoe zorg je ervoor dat uitgangscontrole een veilige ontvluchting niet in de weg zit? Het Bouwbesluit geeft op deze vraag geen duidelijk antwoord. Daardoor ontstaat regelmatig discussie met het bevoegd gezag over de te kiezen oplossingen. De uitkomst hiervan kan per regio of zelfs per functionaris verschillen. Is het dan ook wel mogelijk om binnen de kaders van de wetgeving en op een verantwoorde manier misbruik van vluchtwegen te voorkomen?
Edwin van den Brink en Jan Willem Koot
In ons land zijn veel gebouwen voorzien van een toegangscontrolesysteem, waarbij de toe- en uitgang wordt geregeld met kaartlezers of andere vormen van identificatietechniek. Een gebruiker kan goede redenen hebben om de in- en uitgangen van zijn gebouw te bewaken en dus niet zomaar toe te staan dat deuren vanwege vluchten eenvoudig te openen zijn. Eigenlijk zijn er zelfs situaties denkbaar waarbij het indrukken van een nooddrukker, spanningsuitval of de eerste melding van een brandmeldcentrale niet zonder meer leidt tot het automatisch openen van deuren.
Moeten deuren open of dicht blijven?
Dit levert een conflict op: naast de wettelijk vastgelegde eis dat vluchtdeuren eenvoudig te openen moeten zijn, dienen brandwerende en inbraakwerende deuren juist te vergrendelen. Met name bij elektrisch gecontroleerde deuren is spanningsuitval een issue: moeten deuren openen of juist dicht blijven?
Leemte in het Bouwbesluit
De eisen aan deuren in vluchtroutes zijn vastgelegd in artikel 6.25 van het Bouwbesluit. Deze prestatie-voorschriften zijn niet in beton gegoten; het zijn mogelijke oplossingen om aan de functionele eisen te voldoen. Op grond van de gelijkwaardigheidsbepaling in artikel 1.3 van het Bouwbesluit mag ook worden voldaan met een gelijkwaardig alternatief. In artikel 6.25 wordt verwezen naar Europese normen op dit gebied: NEN-EN 179 en NEN-EN 1125. Deze normen stellen eisen aan de kwaliteit van het hang- en sluitwerk, gerelateerd aan de massa en de hoogte van de deuren.
Wat staat hierover in het Bouwbesluit?
1. NEN-EN 179 wordt alleen aangewezen voor kamersgewijze verhuur in een woonfunctie.
2. NEN-EN 1125 is van toepassing als meer dan honderd personen zijn aangewezen op een deur. In dat geval gelden bovendien de volgende voorwaarden:
a. de deuren moeten in de vluchtrichting geopend kunnen worden door een lichte druk tegen de deur; of
b. de deur moet een panieksluiting (paniekstang) hebben op een hoogte van circa 1 meter over de breedte van de deur.
Dit voorschrift stelt ook dat een voorziening voor toe- en uitgangscontrole in een vluchtroute het vluchten niet mag belemmeren. De toelichting op het voorschrift geeft aan dat deze voorzieningen bij het wegvallen van de netspanning automatisch open moeten gaan (bijv. automatische schuifdeur), of dat deze zonder gebruik van een sleutel geopend moeten kunnen worden (bijv. elektrisch slot gaat open).
Wat staat er niet in het Bouwbesluit?
Het Bouwbesluit geeft op de volgende vier punten onvoldoende duidelijkheid:
- In utiliteitsgebouwen voor deuren waarop minder dan 100 personen zijn aangewezen, gelden geen andere eisen gelden dan dat toe- en uitgangscontrolevoorzieningen op deze deuren geen belemmering mogen vormen voor de ontvluchting. Andere kwaliteitseisen worden vanuit het Bouwbesluit vreemd genoeg niet geëist.
- ‘Belemmeren’ is niet SMART gesteld. Het is dus niet duidelijk of en hoe men uitgangscontrole kan toepassen op vluchtdeuren.
- Het Bouwbesluit verwijst naar een ‘ontsluitingsmechanisme’; dit zou van alles kunnen zijn.
- De openingskracht is niet gedefinieerd. Daarbij speelt niet alleen het beslag een rol, maar ook het gewicht van de deur (denk aan een combinatie van eisen (brandwerend en inbraakwerend of kogelwerend en voorzien van beglazing) of bij grote oppervlakken ook aan windbelasting).
Voor de principes van verantwoorde oplossingen moet de onderbouwing buiten het Bouwbesluit worden gezocht.
Een gebruiker kan goede redenen hebben om niet zomaar toe te staan dat deuren vanwege vluchten eenvoudig te openen zijn
Andere richtlijnen
We kennen in Nederland een aantal richtlijnen en publicaties waar aanwijzingen kunnen worden gevonden hoe bewaakte vluchtdeuren uit te voeren. Voor dit artikel is het Handboek Brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland (juni 2012) gehanteerd. Hierin staan de voorwaarden waaraan elektrische deurvergrendelingen moeten voldoen:
- Ruststroomprincipe: bij spanningsuitval moet de deur ontgrendelen (fail safe).
- Handbediening: binnen 500 mm van de deurkruk moet een handbediening aanwezig zijn die met één handeling bediend kan worden (bijvoorbeeld groene nooddrukker).
- Centrale bediening door meldkamer: op afstand alle (vlucht)deuren gelijktijdig openen.
- Automatische sturing: bij een brandmelding automatisch openen van vluchtdeuren.
Overblijvende vragen
Hoewel het Handboek meer informatie geeft, leveren de gehanteerde randvoorwaarden ook vragen op:
- Als bij spanningsuitval de elektrische grendels vrijgeven, bestaat het risico dat sluitpunten ontgrendelen die nodig zijn om de deur zijn brandwerende eigenschap te laten behouden.
- Bij gebouwen met een hoog risicoprofiel is het niet wenselijk dat bij spanningsuitval, of bij een brandmelding, alle beveiligde deuren ontgrendeld worden.
- De eis ten aanzien van het aantal handelingen om een deur te openen geeft discussie in gesprekken met het bevoegd gezag.
Er zijn dus nog steeds bezwaren en er bestaat ook nog steeds ruimte voor discussie.
Het Handboek verwijst naar NEN-EN 13637: ‘Hang- en sluitwerk – Elektrisch bestuurde uitgangssystemen gebruikt voor vluchtroutes – Eisen en beproevingsmethoden’. Deze norm beschrijft een breed scala aan mogelijkheden, waaronder het integreren met brandmeld-, inbraak-, toegangscontrole- en tijdregistratiesystemen.
NEN-EN 13637 voor vluchtroutes
Deze Europese norm voor elektrisch bestuurde uitgangssystemen die worden toegepast in vluchtroutes, beschrijft een breed scala aan mogelijke oplossingen. Op hoofdlijnen gaat deze norm uit van twee onafhankelijke vergrendelingen op deuren:
- Een primaire grendel die voldoet aan NEN-EN 179 of aan NEN-EN1125.
- Een secundaire grendel die fail safe wordt uitgevoerd.
Het principe is dan als volgt. Normaal gesproken is de deur vergrendeld beide grendels. Daardoor zijn de brandwerendheid en de inbraakwerendheid van de deur geborgd.
Bij een incident (brand of spanningsuitval) ontgrendeld de secundaire grendel. Vanaf de vluchtwegzijde kan de deur dan worden geopend met een klink of paniekbalk die de primaire grendel bediend. Telkens wanneer de deur wordt gepasseerd valt deze weer dicht en vergrendeld de primaire grendel. Daarmee zijn de vluchtveiligheid en de brandwerendheid gegarandeerd.
Vanaf de andere zijde kan de deur bij een incident gewoon vergrendeld blijven. Door aan deze zijde bijvoorbeeld een deurknop toe te passen, kan de deur niet geopend worden. Daarmee is de inbraakwerendheid van de deur verzekerd.
Deze norm geeft dus duidelijkheid over de manier waarop vluchtveiligheid, brandveiligheid en inbraakwerendheid correct met elkaar gecombineerd kunnen worden en biedt een goede basis voor de onderbouwing van een gelijkwaardige oplossing.
Tijdvertraagde vrijgave
Bij sommige gebouwen is het risicoprofiel dusdanig hoog of zijn de te beschermen belangen zo groot, dat er behoefte is aan een extra controlemogelijkheid: het vertraagd vrijgeven van vluchtdeuren. Denk aan situaties zoals bijvoorbeeld in musea of in bewaarplaatsen voor hoogwaardige goederen of waardevolle informatie. Binnen NEN-EN 13637 is het onder voorwaarden mogelijk om voor die gevallen een tijdvertraging op de ontgrendeling toe te passen.
De scenario’s die leiden tot een niet-vertraagde ontgrendeling vormen een reëel risico voor de beveiliging en behoeven daarom aandacht. Indien een lokaal verzoek tot uitgang tot stand komt doordat de groene nooddrukker is ingedrukt, zien we dat beslismomenten zijn ingebouwd om onder voorwaarden maximaal twee keer 15 seconden tijdvertraging in te bouwen.
Eerste tijdvertraging
De eerste tijdvertraging (T1) biedt de mogelijkheid aan de beveiligingsorganisatie om de melding te verifiëren en verdere beslissingen te nemen. Een dergelijke opzet is een zogenaamde ‘Grade 1’ installatie volgens NEN-EN 13637. Deze is vooral bedoeld om een dader te ontmoedigen zijn actie door te zetten of het eventueel aanwezige personeel dat in de nabijheid is in te laten grijpen.
Tweede tijdvertraging
Aanvullend hierop kan een tweede tijdvertraging (T2) worden toegepast. Dat kan indien visuele observatie plaatsvindt (direct of met een cctv-installatie), waardoor verplicht aanwezig geautoriseerd personeel de melding kan verifiëren. Na het aflopen van de eerste tijdvertraging kan de beveiligingsfunctionaris de vertragingstijd verlengen met een periode van 15 tot 180 seconden. Als er niets plaatsvindt binnen de tijd van T1 dan ontgrendelt het aanvullende elektrische slot automatisch na 15 seconden en kan men de deur mechanisch openen om te vluchten.
Een dergelijke opzet is een zogenaamde ‘Grade 2’ installatie volgens NEN-EN 13637. De toepassing van een Grade 2 installatie kan niet op zichzelf staan en moet integraal getoetst worden aan de mogelijkheden binnen het brandveiligheidsconcept om personen langer in het gebouw te laten verblijven. Daarbij moeten aspecten als de capaciteit van vluchtroutes, de veiligheid van eventuele opvanggebieden en menselijk gedrag nader worden beschouwd.
Aantoonbaar voldoen
Als het te beschermen belang het wenselijk maakt om een tijdvertraging toe te passen op (nood)uitgangen van het gebouw, dan is het dus mogelijk om dit op een verantwoorde manier te doen. NEN-EN 13637 kan hiervoor worden gehanteerd, als onderdeel van een integrale aanpak van de brandveiligheid en beveiliging. Omdat deze Europese norm in Nederland nog geen onderdeel uitmaakt van de regelgeving, moet het bevoegd gezag worden overtuigd. Een specifiek voor de situatie opgesteld advies kan daarbij helpen. Dit advies moet ten minste de gelijkwaardigheid aantonen van uitgangscontrole met tijdvertraging. Dat kan alleen met een integraal ontwerp waarin vluchtveiligheid, brandwerendheid, inbraakwerendheid of andere eisen aan de deuren worden meegenomen.
Conclusie
Als het omwille van de beveiliging wenselijk is om een tijdvertraging toe te passen op vluchtdeuren die zijn voorzien van uitgangscontrole, dan is het mogelijk om dat op een verantwoorde manier te doen op basis van NEN-EN 13637.
Met de toepassing van deze norm kan een gelijkwaardige oplossing geboden worden voor de eisen in het Bouwbesluit. Om tot een juiste onderbouwing van deze gelijkwaardigheid te komen, is het wel noodzakelijk om de brandveiligheid en de beveiliging van een gebouw integraal te beschouwen. Daarmee kan een verantwoorde balans gevonden worden tussen safety en security, die ook door bevoegd gezag geaccepteerd kan worden.
Edwin van den Brink RSE is adviseur brandveiligheid & beveiliging bij DGMR en Jan Willem Koot RSE is Specificatie Manager bij ASSA ABLOY
>> Meer verdieping? Bekijk dan de speciale pagina over brandveiligheid en bedrijfshulpverlening.
Lees ook
– Safety en security in balans bij ING
– Hoe staat het met de integratie van beveiliging en brandveiligheid?
– Vluchtgedrag bij brand: wat doen we wel en niet
– Samenwerking safety & security: weg met de eilanden
Volg Security Management op LinkedIn