De telefoontap, in 2010 nog 22.000 keer ingezet door politie en justitie in Nederland, wordt steeds minder effectief. Volgens een uitgave van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) gebruiken mensen tegenwoordig zoveel verschillende manieren om te communiceren, dat informatie uit telefoongesprekken lang niet altijd volledig meer is. E-mailen, bellen via internet (VoIP), chatten via de smartphone en social media maken het voor de opsporing steeds moeilijker om bij te blijven in de communicatiewereld van verdachten en criminelen.
Het WODC interviewde onder anderen politiemensen, officieren van justitie, onderzoeksrechters en advocaten. Zij vinden de telefoontap nog steeds de moeite waard. Toch vindt het WODC dat politie en justitie moeten uitkijken dat ze niet achter gaan lopen.
Tegelijk wordt de internettap nog niet veel gebruikt. Zo'n tap kan al een paar jaar ingezet worden, bijvoorbeeld om iemands e-mail te lezen en te volgen. Maar het is voor de politie veel werk om toestemming voor zo'n tap te krijgen en om de vaak grote hoeveelheden informatie te verwerken. Ook hebben nog maar weinig rechercheurs de kennis om iets met de informatie te kunnen. Een ander probleem is dat informatie die over het internet wordt verstuurd, vaak versleuteld is, wat het er voor de politie niet makkelijker op maakt.
Alternatieven voor de telefoontap zijn er momenteel niet in Nederland. Politie en justitie vinden deze taps nog te belangrijk om ze in grotere mate te vervangen dan nu gebeurt. Het WODC adviseert politie en OM wel om naast de taps meer in te zetten op andere opsporingsmogelijkheden zoals de wijk in gaan, plaatsen van afluisterapparatuur en inzetten van undercoveragenten.