Een groot gebouw dat in brand staat haalt steevast de media. Veelal zien we dan op videobeelden de vlammen langs de gevel of uit het dak omhoog schieten. Dit gaat meestal gepaard met veel rookontwikkeling. Soms zijn we ook getuige van de ineenstorting van het pand. Wat we vrijwel nooit zien, is hoe mensen vluchten. Gedragen wij ons eigenlijk wel zo bij brand zoals de overheid veronderstelt? En voldoet het Bouwbesluit dan?
“In de basis gaat het Bouwbesluit uit van de beschikbaarheid van twee onafhankelijke vluchtroutes die leiden naar het aangrenzend terrein en uiteindelijk de openbare weg”, zegt Daan Jansen, senior adviseur brandveiligheid bij Royal Haskoning. “De vluchtroute moet goed en veilig bruikbaar zijn. Daarom worden bepaalde breedtes vereist en moeten obstakels voorkomen worden. Afhankelijk van de bezetting in het gebouw dient een vluchtroute binnen een bepaalde afstand te leiden naar veilig gebied. Dit betekent achter een brandscheiding of direct naar buiten. Om opstopping tijdens vluchten te voorkomen, wordt de breedte van de vluchtweg afgestemd op het aantal mensen, dat de vluchtweg gebruikt. Tot slot dienen voor de zichtbaarheid, de vluchtwegen voorzien te zijn van vluchtrouteaanduiding en noodverlichting.”
Inhoudsopgave:
– Eisen Bouwbesluit
– Affectieve en sociale aspecten
– Nieuw simulatiemodel
– Vervolgonderzoek
– Veronderstellingen
– Friendly-fire-syndrome
– Gedrag: een belangrijk aspect
Eisen Bouwbesluit
Jansen: “De doelstellingen van het Bouwbesluit 2012 beperken zich tot het beschermen van personen en het veiligstellen van naastgelegen percelen. Daarom kan gesteld worden, dat de brandveiligheid die het Bouwbesluit afdwingt, zich vooral richt op veilig vluchten.
Vooral in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit staan de eisen die ervoor moeten zorgen, dat een bouwwerk brandveilig is. Onderscheid wordt gemaakt tussen bouwkundige voorzieningen en installaties om een brand te detecteren en mensen te alarmeren.” Jansen ontwikkelt voor nieuwe gebouwen en bestaande complexen brandveiligingsconcepten. Ook begeleidt hij technische verbeteringen en certificering van installaties.
Affectieve en sociale aspecten
Is met deze regels de veiligheid afgedekt? Volgens Natalie van der Wal zijn de regels onvoldoende. “Softwarepakketten rondom simulatie en evacuatie nemen veelal realistische gedragen van mensen bij bijvoorbeeld een brand niet mee. Zoals mensen die op zoek gaan naar vrienden. Mensen hebben emoties. Brand maakt ze bang. Emoties en informatie over wat er aan de hand is, kan zich verspreiden tussen mensen.” Uit onderzoek blijkt dat gedrag invloed heeft op de evacuatietijd. Als we kijken naar het model van Van der Wal en ‘andere pakketten dan blijkt er een verschil in evacuatietijd van maar liefst 30 procent te zijn. “Van der Wal: “Het is niet zo, dat mensen altijd de dichtstbijzijnde (nood)uitgang nemen. Vaak nemen ze de voor hen bekende weg.”
Bij brand ontstaat ook vaak groepsvorming
Van der Wal is computerwetenschapper en gespecialiseerd in Behavioural Informatics & Psychology bij het Centre for Decision Research op de Leeds University Business School. Van der Wal komt uit de hoek van Kunstmatige Intelligentie, waarbinnen ze grote groepen mensen (crowds) simuleert die samen een beslissing moeten nemen. Bij uitstek daar waar het gaat over evacuaties. Hierin neemt ze ook affectieve en sociale aspecten mee. “Van de EU heb ik voor twee jaar geld gekregen voor onderzoek naar het verbeteren van evacuaties, als gevolg van bijvoorbeeld terrorisme, orkanen en brand.”
Nieuw simulatiemodel
Jansen is het voor een deel eens met Van der Wal. “Het Bouwbesluit houdt eigenlijk geen rekening met het menselijke gedrag bij brand. De regels zijn afgestemd op een redelijke gewone situatie, waarin geen extreme bezetting en complexiteit van het gebouw en de vluchtroutes speelt. De regels gaan er bijvoorbeeld vanuit, dat alle vluchtroutes evenredig worden belast.
Het Bouwbesluit maakt geen onderscheid tussen een goed zichtbare hoofdingang en de veel minder goed zichtbare, vaak kleinere nooduitgangen. In voor mensen onbekende gebouwen – zoals een theater, café, gemeentehuis – is de entree de belangrijkste vluchtroute. In de praktijk zal de hoofdingang evenredig zwaar belast worden, terwijl het Bouwbesluit dit niet beschouwd. Hierdoor bestaat het risico op opstopping bij deze vluchtweg, terwijl andere vluchtroutes niet of nauwelijks gebruikt worden.”
Vervolgonderzoek
Van der Wal gaat verder met haar onderzoek. Tot nu toe heeft ze alleen in een lege ruimte getest (op de computer). In het vervolgonderzoek wil ze de ‘mensen’ in complexere ruimtes laten rondlopen, met bijvoorbeeld trappen en deuren. Haar tweede doel is, het model in de praktijk te gaan testen; “Een evacuatie van een groep is slechts een datapunt. Je hebt wel ongeveer 50 van die datapunten nodig om een simpele onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Ik kan niet een hele groep honderden keren laten evacueren. Ook heb ik elke keer een andere groep nodig. Daarom ga ik nu een experiment uitvoeren, waarbij slechts een persoon evacueert. Hoe maakt hij beslissingen? Wat ziet hij wel of niet?” Daarnaast houdt Van der Wal een online survey, waarin ze de routekeuze onderzoekt met een grote populatie. Het uiteindelijke doel is het gedrag en dus de bevindingen ook in de praktijk te testen.
Veronderstellingen
Kunnen we nu toch al stellen, dat het Bouwbesluit niet afdoende lijkt voor veiligheid als we kijken naar brand en vluchten? “Ja”, zegt Van der Wal. Het Bouwbesluit stelt bijvoorbeeld dat een nooduitgang op een x-aantal seconden moet liggen. Door rookontwikkeling bijvoorbeeld doen mensen er vaak veel langer over.
Ontstaat er brand, dan gaan we niet direct vluchten
Jansen vult aan: “De standaardlooptijd waar de regels op gebaseerd zijn is 1 m/s. Voor veel mensen is dit een overschatting. Denk aan ouderen en zij die minder goed ter been zijn. Bij brand ontstaat ook vaak groepsvorming. Een gezin blijft bij elkaar en volgt een natuurlijke leider, terwijl gelijktijdig de snelheid van de groep wordt bepaald door de langzaamste persoon. We zijn een kuddevolk. Nooduitgangen zijn per definitie onaantrekkelijk, omdat we niet weten waar ze naar leiden. De groene bordjes maken de nooduitgangen zichtbaar, maar alleen de vakspecialisten weten vaak waarvoor deze er hangen. Het Bouwbesluit houdt ook geen rekening met de pre-movement tijd. Ontstaat er brand, dan gaan we niet direct vluchten.” Van der Wal knikt. Ook zij heeft dit geconstateerd in haar onderzoek.
Friendly-fire-syndrome
“Los van deze vertraging kennen we ook het friendly-fire-syndrome”, vervolgt Jansen. “Doordat we veel vaker speels of nuttig omgaan met vuur aan een fornuis of bij een haardvuur is voor veel mensen de dreiging niet direct duidelijk. Ook dit kan weer het proces van vluchten vertragen. Al deze vertragingen worden door het Bouwbesluit niet beschouwd. Dit betekent naar mijn mening niet dat het Bouwbesluit per definitie leidt tot een onveilige situatie. In alle aannames zitten ook veel conservatieve uitgangspunten, waardoor in heel veel situaties toch een voldoende veilige situatie wordt gerealiseerd.”
Gedrag: een belangrijk aspect
Het gedrag van mensen moeten we zien als een belangrijk aspect bij vluchten bij brand. Maar voordat de overheid hier echt mee aan de slag gaat, moet er nog wel het een en andere gebeuren, volgens Van der Wal: “Daarvoor zijn nieuwe onderzoeksprojecten nodig.”
Betty Rombout. Betty is freelance journalist
Dit artikel is eerder gepubliceerd op Brandveilig.com
– Alle ins & outs van kleine blusmiddelen
– Safety & Security: balans vinden tussen kans en dreiging
– Veiligheid in gebouwen
Volg Security Management op LinkedIn