In het recente onderzoek ‘Privaat blauw’ is gekeken naar de frontlijn van de private veiligheidszorg en geweldsbeheersing. Hoewel het geweld er meer niet is dan wel, werd juist doelbewust gekeken naar risicovolle momenten en locaties. De studie is toegespitst op horecaportiers, beveiligers van muziekevenementen en voetbalstewards. Wat zijn de belangrijkste bevindingen?
Uitgaansgeweld en voetbalgeweld zijn maatschappelijke problemen die de aandacht opeisen, maar waarvoor de politie niet altijd (meer) de capaciteit heeft. De onderzoekers interviewden tientallen beveiligers en experts en zij liepen ook diverse diensten mee. Er werkten zeven bedrijven (anoniem) mee aan het onderzoek. We onderzochten de vraag hoe het werk van de drie beroepsgroepen eruit ziet, en daarbinnen vooral de confrontatie met (dreigende) risicovolle situaties. We spitsten het onderzoek bij evenementen en voetbal toe op de leden van de zogeheten interventieteams die indien nodig personen verwijderen of – soms – aanhouden. Bij dit onderzoek ging het gezien de opzet en vraagstelling niet om een representatief beeld, maar toch vooral om een indicatie.
Beveiliger als oproepkracht
Veel beveiligers in het onderzoek doen hun werk als oproepkracht. Zij werken naast een hoofdbaan in de fabriek, op kantoor, docent op een school, student of als ondernemer, maandelijks of wekelijks enkele uren als portier, evenementenbeveiliger of voetbalsteward. Sommige zijn hoogopgeleid. De beveiligers zijn goed te vergelijken met vrijwillige brandweermensen die hun vak ook vaak als hobby beschouwen en waarbij iemand vaak via een kennis of familielid in het werk terecht komt. Zeker bij de voetbalstewards waren er af en toe familieleden die na verloop van tijd werd gevraagd om steward te worden. Het nadeel van de oproepconstructie is wel volgens beveiligers dat zij vergeleken met voltijds professionals in het veiligheidsdomein veel minder uren (‘vlieguren’) maken en daarmee soms ervaring en routine missen. Opvallend was ook dat een deel van de stewards en evenementenbeveiligers werkt( e) als portier. De portiers van de oude garde hebben zich over het algemeen aangepast aan de nieuwe eisen aan een horecabeveiliger. Soms hoorden we echter ervaringen van ‘onze’ portiers met niet-geregistreerde portiers die door een kroegbaas waren aangesteld als ‘glazenophaler’, maar uiteindelijk gewoon als portier aan het werk waren. Maar hoe vaak dat precies voorkomt, hoeveel procent van de portiers nog op deze manier (zonder pas) werkt is onmogelijk om na te gaan. Immers geregistreerde beveiligers met pas kunnen worden geteld, wat niet geldt voor niet-geregistreerde beveiligers.
Toegangscontrole
Een overeenkomst tussen de soorten beveiligers in het onderzoek is dat zij vooral werken in het private domein, maar altijd hebben te maken met de grens (letterlijk!) met het (semi-)publieke domein. Zij staan aan de deur of aan de poort, zij verrichten daar de toegangscontrole en zien daarmee toe op wie binnenkomt in het domein waar zij voor een deel ‘politie-achtig’ werk doen. Zij zien toe op orde en rust, op de (huis)regels, bezoekersvoorwaarden en daarmee op de veiligheid. Eenmaal in het publieke domein kan een beveiliger zich niet meer beroepen op het privaatrecht en gelden dezelfde regels (waaronder het burgerarrest) die ook voor burgers gelden. Vooralsnog heeft de wetgever geen speciale bevoegdheden bedacht voor die situaties. De beveiligers zaten trouwens niet te wachten op meer bevoegdheden, omdat zij met het privaatrecht goed uit de voeten konden. Alleen voelden zij zich bij gevaarsbeheersing wel erg kwetsbaar in de publieke ruimte.
Crowd management
Een verschil tussen de beroepsgroepen, is dat beveiligers van evenementen en stewards meer dan de portiers te maken hebben met grote publieksstromen. Zij opereren volgens leerstukken van het crowd management. Bij stewarding in de voetbalstadions wordt dan weliswaar sterk geleund op crowd management, het publiek is minder anoniem dan bij evenementen. Ook portiers hebben geregeld te maken met ‘vaste klanten’ van wie zij het gedrag prima kunnen inschatten. De portiers passen sfeerbeheer toe door in de gaten te houden wie er binnenkomt en of het daarmee ook ‘gezellig blijft’. Een voorname overeenkomst is dat – ondanks de verschillende mate van anonimiteit van het publiek – in alledrie de settingen vormen zijn van cameratoezicht. En dat heeft gevolgen voor de geweldsbeheersing.
Geweldsbeheersing
Alledrie de beroepsgroepen in ons onderzoek hebben te maken met geweld, zo hoorden we niet alleen in interviews: we waren er ook getuige van tijdens observaties. Echter, zowel uit de interviews als uit de observaties is gebleken dat geweld en onrust er veel vaker niet zijn dan wel. Tijdens de hedendaagse opleidingen en trainingen wordt beveiligers op het hart gedrukt slechts in allerlaatste instantie geweld toe te passen in de uitzonderlijke situatie dat praten niet meer helpt. En als er geweld moet worden gebruikt, dan wordt er (nog te weinig volgens de beveiligers) vooral getraind op arm- en beenklemmen en is schoppen en slaan uit den boze. Hoeveel geweld er precies door beveiligers wordt gebruikt is niet goed na te gaan. Dat zou dan deels ook moeten blijken uit aangiften van slachtoffers. Maar het aantal aangiften tegen beveiligers in een bepaalde periode kan niet panklaar uit de politiesystemen worden gehaald. In eerste instantie zal namelijk niet duidelijk zijn of een bepaalde aangifte was gericht tegen een beveiliger. Daartoe is nadere analyse nodig.
Imago
Desalniettemin gaven zowel beveiligers als experts aan dat er nog altijd beveiligers zijn – we hebben ze ook zelf gesproken – die in de ogen van hun collega’s (en de politie) snel overgaan tot geweld. Vaak buiten het zicht van al te veel (nuchtere) getuigen en camera’s. Politiemensen maken zich daar net zoveel zorgen om als (andere) beveiligers. Het is niet goed voor het imago van de branche. De meeste beveiligers geven echter aan dat de camera en getuigen niet zozeer als tegenstanders moeten worden gezien bij geweld, maar vooral als ondersteuning. Met een camera kan (veelal) worden nagaan wie begon met geweld en welk geweld er werd gebruikt.
Pepperspray
Het geweldsmonopolie hoort in de ogen van de beveiligers bij de overheid en dat moet daar volgens hen ook blijven. Wapenstok, pepperspray, laat staan een dienstvuurwapen – leiden in hun ogen tot ‘Amerikaanse toestanden’. Zij vrezen dan juist een toename van het geweld, omdat de tegenpartij er alvast rekening mee houdt dat de beveiligers zijn bewapend. Een enkeling zou nog wel willen laten uitzoeken of bij het ophouden van verdachten of tijdens uitzettingen handboeien of tiewraps kunnen worden gebruikt, daar dan niet zozeer als gewelds- maar als transportmiddel.
Privaat Blauw
Waar tot nu toe bij studies naar agressie en geweld de focus vooral lag op uitvoerende ambtenaren, of toch in elk geval personen met een semi-publieke taak, daar hebben we in Privaat Blauw de aandacht gevestigd op de frontlijn van de private veiligheidszorg.
De beveiligers in onze studie beschikken over een in de praktijk opgebouwde set aan gedragsalternatieven om geweld tegen te gaan of verdere escalatie te voorkomen. Zij benutten de camera, maar maken er ook gebruik van dat zij geregeld met vaste klanten hebben te maken en zij maken daarmee dan actief contact (‘uit de anonimiteit halen’). Maar ook onbekende klanten waarvan de indruk bestaat dat zij wel eens problemen kunnen veroorzaken worden al vroeg aangesproken, aangekeken en indien nodig de toegang geweigerd.
Kwetsbaar
Steeds vaker wordt het privaat blauw ook ingezet als toezichthouder in het (semi-)openbare domein: denk aan de straatcoach in woonwijken, aan particuliere beveiliging van winkelcentra en uitgaansgebieden (zo zagen we in deze studie) of stations en andere verkeersknooppunten. Het private blauw is in de openbare ruimte – en zeker zonder publieke opdrachtgever – extra kwetsbaar, en zeer bepaald wanneer er sprake is van geweld. Het is daarom de vraag of het toezicht in de publieke ruimte niet toch moet worden overgelaten aan opsporingsambtenaren en denk daarbij direct ook aan het gemeentelijk blauw of private beveiligers die zijn aangesteld als onbezoldigd opsporingsambtenaar. Die beschikken immers over politiebevoegdheden die hen minder kwetsbaar maken bij geweld in het publieke domein. Er is veel voor te zeggen om privaat blauw zonder een publieke opdrachtgever (zoals een gemeente) slechts onder strikte voorwaarden toe te laten tot het openbare domein en te voorkomen dat zij in het publieke terrein al te zware taken zullen gaan krijgen.
Dr. Eric Bervoets schreef dit artikel. Hij is criminoloog en bestuurskundige. Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek Privaat Blauw, dat in boekvorm is verschenen bij Politie en Wetenschap.