Op mijn eerste blog over ‘de erbarmelijke staat van bouwkundige beveiliging’ heb ik onder andere via LinkedIn een groot aantal uiteenlopende reacties ontvangen. Veel mensen waren het met mij eens. Maar door een aantal critici werd ook gesteld dat dankzij BORG en PKVW toch maar mooi was bereikt dat het aantal inbraken in woningen met 30.000 per jaar was teruggedrongen, van 100.000 tot 70.000. Kortom, waar had ik het over? Een enkeling stelde zelfs dat het in de blog ontbrak aan onderbouwing van mijn stelling. In dit vervolg mijn reactie op deze kritiek.
Minder inbraken door BORG en PKVW; feit of fictie?
Wat mij betreft fictie en ik leg uit waarom. De vermindering van het landelijk geregistreerd aantal woninginbraken met 30.000 per jaar heeft mijns inziens weinig tot niets te maken met het betere hang- en sluitwerk. Immers, is er dan vastgesteld dat er 30.000 mislukte pogingen zijn geweest? Want als het aan het betere hang- en sluitwerk heeft gelegen, zouden die er moeten zijn. Maar dat blijkt nergens uit.
De conclusie dat het aantal inbraken is gedaald dankzij BORG/PKVW is niet op feiten gebaseerd
Is het dan bovendien ook zo dat wanneer een inbreker tegen een ‘PKVW-huis’ is aangelopen en hij daarin niet kon inbreken, hij niet even twee straten verder gelopen is om het daar te proberen? Er zijn immers nog genoeg huizen die niet zijn voorzien van goed hang- en sluitwerk. Als je als inbreker op pad gaat, laat je je toch niet door ‘hier en daar’ wat huizen met betere sloten uit het veld slaan? Kortom, de conclusie dat het aantal inbraken is gedaald dankzij BORG/PKVW is mijns inziens niet op feiten gebaseerd.
Er valt nog nauwelijks iets van waarde te halen
Dat er minder in woningen wordt ingebroken – iets waarvan ook ik heel blij word – is mijns inziens verklaarbaar vanwege het feit dat er, vergeleken met vroeger, in een woning nog nauwelijks iets van waarde te halen is. En wat er al aan waarde is, dat heeft ieder ander ook al en dus is het niet verhandelbaar.
Als je oud goud wilt verkopen moet je je legitimeren en je hoofd staat op camerabeeld
In mijn technische recherchetijd (1977-1983) waarin ik ruim 2000 inbraken onderzocht, kostte een videorecorder twee modale maandsalarissen en bijna niemand had er een. Daar kon je wat mee als dief en dus liep je in één nacht inbreken nog aardig binnen. Maar die tijd is voorbij want, zoals gesteld, er is nu nauwelijks nog iets van waarde te vinden. Met uitzondering van sieraden, maar als je oud goud wilt verkopen moet je je wel legitimeren, je hoofd staat op camerabeeld en al je gegevens worden genoteerd. En ook contant geld kennen de meeste mensen niet meer. Volgens mij komt het dan ook vooral door al deze factoren dat het aantal woninginbraken zo is gedaald en nog verder zal dalen.
Laat duidelijk zijn, ik ben een groot voorstander van beter hang- en sluitwerk in woningen en ik heb hoogst persoonlijk de allereerste inhoudelijke eisen aan hang- en sluitwerk opgesteld, welke mijn toenmalige opvolger in mijn werk bij de rijkspolitie kon gebruiken voor de opzet van het PKVW. Hij mocht het Engelse ‘Secured by Design’ als model gebruiken voor het Nederlandse PKVW en hij heeft er nog jaren lang over ‘gewaakt’. Daar is het allemaal mee begonnen.
Onderbouwing van mijn stelling
Bouwkundige beveiliging maakt deel uit van het beveiligingsplan dat conform BORG moet worden opgesteld. Ik gaf al aan dat voor de alarmopvolgingstijd uitsluitend in de hoogste risico’s wordt verlangd dat die maximaal 15 minuten is, terwijl de maximaal vereiste uitsteltijd aan bouwkundige wering in dezelfde risicoklasse slechts 10 minuten is. Dat is dus al een mismatch die de zin (lees: de kwaliteit) van het BORG-beveiligingsplan onderuithaalt. Bovendien, conform een BORG-beveiligingsplan worden de drie genoemde soorten beveiligingsmaatregelen niet op elkaar afgestemd en dit alles tezamen leidt in de praktijk dagelijks weer tot geslaagde inbraken.
Gebrek aan kennis
Mijn ervaring is dat de beveiligingsplannen op basis van de BORG-regeling mede onvoldoende zijn door het ontbreken van relevante kennis van zaken over daders en modi-operandi bij de installateurs, bij hun verkopers (die zich vaak ten onrechte beveiligingsadviseur noemen), en bij de regelingenschrijvers. Zij bedenken hoe er moet worden beveiligd zonder voldoende kennis van het denken, doen en laten van de ‘tegenstander’.
Kennis en visie van de politie ongebruikt
Bij het ontwikkelen van diensten en producten is het vanzelfsprekend dat alle partijen die er mee te maken krijgen worden gevraagd om hun inbreng en visie. Dat gaat in de beveiligingsinstallatiewereld heel anders. Je laat toch immers geen inbreker aanschuiven aan tafel? Logisch, maar die kennis is ook aanwezig bij de politie dus vraag hen om relevante informatie en koester hun aanwezigheid. Maar toen de kennis daar in het verleden vandaan kwam, door de politie (afdelingen Voorkoming Misdrijven en Technische Recherche) kosteloos aangeboden, wisten de spulletjesproducenten en de regelgevingschrijvers niet hoe snel ze daarvan moesten afkomen, want dat was lastig.
In 1983 zag de regeling REB’83 het licht. Daarin was geregeld dat een technisch beheerder van een elektrotechnisch beveiligingsinstallateur het diploma TBV moest behalen. Hij werd daarmee in staat geacht om een risicoanalyse uit te voeren, er een beveiligingsplan voor te schrijven en daarvoor de juiste, met elkaar samenhangende organisatorische- bouwkundige- en elektronische beveiligingsmaatregelen te bedenken.
Dat was bedacht, maar nu de invulling. De risicoanalyse is een lijst met al dan niet vaak gestolen spulletjes, plus de grootte van de voorraad van die spulletjes. Je kruist de vakjes aan en je komt in klasse 1, 2, 3 enzovoorts. Wat de bedoeling is van organisatorische maatregelen is nooit door iemand begrepen, want die staan standaard op een A4, voor elk bedrijf hetzelfde. Bouwkundige beveiliging, daar ‘doen we niet aan’ dus daarvoor laten we ofwel een PKVW’er meelopen, ofwel we leggen de klant de woorden in de mond dat hij de bouwkundige beveiligingsmaatregelen zelf, in eigen beheer laat uitvoeren.
Er mist een logische samenhang die kan leiden tot het mislukken van een inbraak
Dan de alarmcentrale, daar weten we ook een hele goeie voor. Tenslotte kennen we ook nog wel een alarmopvolger. Kortom, laat ik het netjes zeggen, een bij elkaar gezocht aantal partijen die ieder voor zich ongetwijfeld uitstekend hun best zullen doen. Maar er is geen enkele logische, dringend noodzakelijke samenhang die kan leiden tot het mislukken van een inbraak.
Samenvattend: De REB’83 werd ‘om zeep geholpen’. Er kwam een slap aftreksel van de REB’83, de BORG-regeling voor in de plaats. Die is al een keer wat afgezwakt, maar moet nu weer anders worden. De PKVW-eisen zijn afgezwakt dan wel de dynamische testen zijn kwalitatief teruggebracht.
Wat is de moraal van dit verhaal?
Ramkraken en ‘gewone’ inbraken die probleemloos lukken. Zoveel nodeloos inbraakalarm dat de politie er niet meer op reageert, dus een nog langere opvolgtijd. Zoveel nodeloos brandalarm, dat de brandweer er niet meer op reageert. Een goed lopende handel, tevreden daders en teleurgestelde slachtoffers. En ga mij dan niet vertellen dat de daling van het aantal inbraken door het PKVW komt.
Fred Stolwijk, zelfstandig en onafhankelijk securityconsultant
– De erbarmelijke staat van bouwkundige beveiliging (#1)
– Gratis whitepaper Toegangscontrole & Inbraakbeveiliging
– Veel meer woningen met certificaat Politiekeurmerk
Volg Security Management op LinkedIn